"Er dreigt wat deining in Ringlandstad," stelt Filip Canfyn. "Brave weldenkende burgers, om niet te zeggen architecten, maken zich zorgen over afbraakplannen van Woonhaven, de grootste sociale bouwmaatschappij van Antwerpen én van Vlaanderen. Die wil een bouwblok met 205 sociale appartementjes, dat door Gustaaf Fierens net voor de Tweede Wereldoorlog getekend wordt, slopen en vervangen door nieuwe sociale woningen waarvoor een ontwerpwedstrijd loopt." En dat roept heel wat vragen op bij Canfyn.
"Het bouwblok in kwestie ligt niet onopgemerkt in de Nationalestraat, dus op de as van het bruisende Zuid naar het te gekke Modemuseum en de horecavriendelijke Groenplaats, en is de naaste buur van het roemruchte Tropisch Instituut. De niet als erfgoed geklasseerde sociale woningen, die zowel modernistisch als art deco-istisch genoemd worden, vormen samen een imposant en robuust volume. De architect wou duidelijk van volkshuisvesting volksverheffing maken en zou met zijn stenen statement zelfs Stalin geplezierd hebben, beweren kwatongen.
Vandaag oogt het complex wat verwaarloosd, als een bodybuilder, die niet meer traint en zijn pillen niet meer slikt. Het staat al twee jaar helemaal leeg en wordt al veel langer betrokken in afbraakscenario’s. Medio 2012 verandert het vorige stadsbestuur, dat ook baas is van Woonhaven, het geweer van schouder en kondigt de renovatie aan. Mensen uit de buurt protesteren tegen het bewaren van dit gedrocht. Einde 2014 meldt de schepen van het nieuwe stadsbestuur, die ook voorzitter van Woonhaven is, dat het gebouw toch afgebroken wordt. Andere mensen uit de buurt en architecten protesteren tegen het verdwijnen van dit icoon.
De argumenten pro sloop zijn voor de hand liggend. Renovatie is te duur. Nieuwe hedendaagse sociale woningen zijn broodnodig. Het oude gebouw kan nooit goed genoeg geïsoleerd en energetisch verantwoord gemaakt worden. De onderliggende grond is vervuild. Enzovoort. We kennen de pappenheimers van lokale politieke logica. En het is ook geen toeval dat er warm en koud geblazen wordt rond timing, beslissingstraject en einddoel van dit alles.
Ik begrijp de deining maar ik wil vooral de essentiële vragen stellen, die zulke situaties en standpunten oproepen en die wat verder gaan dan een welles-nietesdiscussie over de esthetiek of erfgoedwaarde.
Hebben we als maatschappij nog respect voor relieken en welke prijs willen we hiervoor betalen?
Als we die erfenis een verantwoorde herbestemming, zoals betaalbaar wonen, kunnen geven, mag die prijs dan wat hoger liggen?
Is een sociaal monument een minder monument dan een stadhuis, een kerk of een patriciërswoning?
Moet een kostprijsvergelijking tussen nieuwbouw en renovatie niet duidelijk en integraal gemaakt worden in plaats van met de natte vinger?
Kan men zich verschuilen achter nieuwe sociale woningen om iets bestaands af te breken?
Heeft een overheid nog die voorbeeldfunctie, waarbij in de eigen gebouwen, die geschiedenis geschreven hebben en levensbelangrijk gebleken zijn, wél geïnvesteerd wordt om ze als onderdak voor primordiale functies zoals wonen te behouden?
Mag een overheid nog het renoveren van gebouwen opleggen aan promotoren, als ze het zelf niet doet? Of is een laksere houding qua behoud nu net de finale bedoeling?"