Tweewekelijks kruipt huiscolumnist Filip Canfyn in zijn pen voor Architectura.be en onderwerpt hij het architecturale/actuele reilen en zeilen aan een kritische blik in zijn column Steen&Been. Samen met zijn wederhelft spoorde hij richting Parijs om daar de Foundation Louis Vuitton van Frank O. Gehry van naderbij te bekijken.
"Ondanks mijn leeftijd zit het met mijn gevoel voor timing nog redelijk snor, dacht ik, dus ik moest in de lanceringsweek van de “Vijftig tinten grijs”-film ook zelf zo’n moment hebben, zo’n moment van een guilty pleasure die totaal irrelevant is maar goed gemaakt, die meer verpakking is dan inhoud. Ik besliste daarom het kakelverse Foundation Louis Vuitton-schrijn van Frank O. Gehry in het Parijse Bois de Boulogne te gaan bekijken. Niet dat ik opeens zo hoog opliep met Gehry: akkoord, het Guggenheim in Bilbao is een mijlpaal, zijn Norton House voor een slecht functionerend koppel in Californië is fun maar voor de rest vind ik zijn werk van deze eeuw te maniëristisch en wat men in keukentermen ‘uit het pakje’ noemt. Toegegeven, de film van Sidney Pollack over Gehry toont een sympathieke, eenvoudige en bescheiden architect en dat is dan ook weer wat waard.
Kortom, mijn geliefde en ik nemen de trein naar Parijs. (Tussen haakjes: sporen van Rijsel naar Parijs duurt minder lang dan mijn dagelijkse pendelgang tussen Kortrijk en Brussel. Meer nog, op de TGV worden de reizigers uitgenodigd hun vragen te stellen aan de conducteur. Als je dat probeert op een NMBS-wagon word je ofwel doodgeschoten door een syndicale blik ofwel aangekeken door een man-met-kepie die van schrik ineenkrimpt omdat hij denkt weeral geconfronteerd te worden met een mistevreden klant …)
Wij bereiken de crime scene op het middaguur en merken onmiddellijk dat we er verstandig aan gedaan hebben tickets te reserveren op internet. De rij wachtenden is indrukwekkend op een zonnige maar winterse vrijdag. Schoon volk trouwens in de file, babyboomers van de bon chic bon genre-familie, Lippenslaanburgers à la Hugo Camps, die de Seefhoek maar niks vinden en een matuvuutje de max. Mannen in een gewatteerd winterjasje en een trendy geknoopte zijden foulard, dames met een abonnement op de hand- en spandiensten van een plastisch chirurg of een aannemer renovatiewerken. Wij laten ze kordaat achter, terwijl we met onze begeerde tickets zichtbaar wapperen.
De eerste indruk van het Gehry-gebouw is ‘wow’ in het kwadraat maar het complexe glazen dakwerk lijkt iets teveel gebakken lucht te willen emballeren. Binnen genieten we echter al snel van voortschrijdend inzicht.
Gehry heeft immers twee gebouwdelen vermengd en verzoend. Hij heeft een binnengebouw ontworpen, om de kunstcollectie van Bernard Arnault (de megabaas van de Franse luxe-industrie, die fiscaal Belg wilde worden) en de marketingexpo’s van Vuitton te huisvesten. Hij heeft ook een buitengebouw ontworpen, bovenop het binnengebouw, een netwerk van terrassen, trappen en tuinen, die samen tekenen voor de mooiste overdekte panoramische wandeling van Parijs. Gehry heeft de buitenlucht weergaloos onderdak gegeven. (Ik wed dat DSK er al geweest is en een Aalsters nummertje opgevoerd heeft op een van de dakvlakken …). De buitenschil en de stedelijke beleving op eenzame hoogte, in beide betekenissen van het woord, dat is de relevantie van het ontwerp, dat is de kracht van de verpakking. Dat de architect binnen die complexiteit er ook nog in slaagt alle tentoonstellingsruimten te doen baden in zenithaal licht maakt de constructie des te impressionanter en interessanter.
Helemaal week worden we wanneer we de zaal binnenlopen, waarin ‘the making of’ van het gebouw getoond wordt met ontelbare maquettes en schetsen, met heldere bouwkundige details en werfbeelden. Jaren geleden blijkt alles gestart te zijn met blokkendoosoefeningen om de ruimtelijke organisatie op poten te krijgen en afgerond met in glas vertaalde zeilen van machtige galjoenschepen, die het gebouw aan de rand van het water de wind laten trotseren en de dakwandelaar beschermen en betoveren terzelfdertijd. Deze tentoonstelling alleen al maakt de reis de moeite waard. Zeker voor architecten.
Als je dan toch een groot budget kunt krijgen van én een grootse exclusiviteit moet leveren aan een maatschappelijk betwijfelbare klant, dan kan je dat werkje maar beter doen als Frank O. Gehry en twee uur escapistisch geluk schenken aan simpele zielen. Zinvol is het helemaal niet, het budget van 220 miljoen euro (in de veronderstelling dat een budget eens gerespecteerd werd) is hemeltergend maar als deze schandalige zottigheid dan toch moet, heeft Frank zijn best gedaan. De lucht is op zijn minst goed gebakken, zegt de cynicus in mij."