Worden jongen ontwerpers tijdens hun stage voldoende voorbereid op het woelige architectenbestaan? Het was voer voor discussie tijdens het tweede panelgesprek op het Architectencongres van NAV, waarin de roep om hervorming van het huidige stagemodel behoorlijk luid klonk. “In plaats van een leertraject is de stage op dit moment vooral een bron van goedkope werkkrachten”, stelde Lorenzo Van Tornhaut.
“Het architectuuronderwijs staat voor behoorlijk wat uitdagingen”, erkende NAV-voorzitter Kati Lamens. “Ik denk bijvoorbeeld aan de gelijktijdige vraag naar generalisten én experts, het feit dat studenten niet beseffen wat hun latere job zal inhouden qua workload en het gegeven dat architecten vandaag worden opgeleid om in de toekomst projecten te maken waarvan niemand momenteel kan voorspellen hoe ze er zullen uitzien – hoe zal de krimp van de particuliere woningbouw bijvoorbeeld evolueren? Een architect die onder de kerktoren begint, heeft vandaag geen toekomst meer. Vandaar volgend advies: geef studenten mee dat de eenmanszaak verleden tijd is, toon ze welke richtingen ze uit kunnen zonder te veel in detail te treden en hervorm de stage, want die laat momenteel geen specialisatie toe.”
"Een architect die onder de kerktoren begint, heeft vandaag geen toekomst meer"
Eigen werk tijdens stage of niet?
De stage hervormen? “Akkoord, opdat jonge ontwerpers een brede ervaring kunnen opdoen”, repliceerde Marnik Dehaen, voorzitter van de nationale en de Vlaamse raad van de Orde van Architecten, “maar eigen werk in die periode ligt moeilijk door de groeiende complexiteit van het beroep.” Terwijl eigen werk tijdens de stage volgens Kati Lamens net een manier is om die ‘brede ervaring’ op te doen en een aantal concrete zaken uit de praktijk te leren kennen, zoals de bepaling van het ereloon. “Via kleine projecten kunnen stagiairs alle delen van een architectuuropdracht leren kennen. De Orde zou beter bekijken welke types projecten in aanmerking komen voor eigen werk en in hoeverre de stagemeester daarbij het peterschap op zich kan nemen”, argumenteerde zij. “De rol van de stagemeester is inderdaad zeer belangrijk: hij moet architecten meenemen op een verkenningstocht naar zijn of haar specialisatie, binnen de noden van een team. Maar de meerderheid van de stagiairs zoekt eerst en vooral houvast, en stagemeesters kunnen onmogelijk alles begeleiden”, aldus Marnik Dehaen. Hij pleitte dan ook voor een model waarin de stagiair zijn stagetraject vrij kan invullen, los van een vooraf bepaald aantal uren: additionele opleidingen volgen, rustig groeien onder de vleugels van de stagemeester of volop aan de slag gaan in een architectenbureau om actief van de verschillende mogelijkheden te proeven.
Grondig herbronnen
Tussendoor ging ook ingenieur-architect Lorenzo Van Tornhaut dieper in op de kwestie. Hij laakte het gebrek aan visie achter het huidige stagemodel. “De noden bijbenen is momenteel de boodschap”, vindt Van Tornhaut. “In plaats van een leertraject is de stage op dit moment vooral een bron van goedkope werkkrachten. Het lijkt me dan ook aangewezen om even grondig te herbronnen, al moeten we eerst afbakenen wat het beroep van architect vandaag precies inhoudt.”