Kunnen we architecten tegenwoordig ook ondernemers noemen? Hoe doen ze dat? En hoe gaan ze om met de groei van hun bedrijf, die onherroepelijk met ondernemerschap gepaard gaat? Ervaren rotten Lorenzo Van Tornhaut (VT-Invest Group), Frederik Jacobs (CONIX RDBM Architects), Ken De Cooman (BC architects & studies en BC materials) en Benjamin Denef (DMOA architects) bogen zich over die vragen tijdens een rondetafelgesprek op BATIBOUW 2020. “Grote bedrijven wachten totdat ze projecten in de schoot geworpen krijgen, echte ondernemers maken iets innovatiefs en gaan dat promoten”, aldus Van Tornhaut.
“Architecten zijn wel ondernemers, maar er is een verschil met échte ondernemers”, meent Lorenzo Van Tornhaut, medebestuurder van VT-Invest Group. “Ondernemers moeten durven. Architecten zijn wel ondernemend op projectmatig vlak, maar niet op sectormatig gebied.” Frederik Jacobs van CONIX RDBM Architects was het daarmee eens. “Toen ik afstudeerde, bestond een groot architectenbureau uit 10 à 15 man. Tegenwoordig zijn dat al veel meer mensen. Architecten werkten in mijn tijd nog vaak alleen en waren, projectmatig gezien, ondernemers op zichzelf.”
Volgens Ken De Cooman van BC architects & studies en BC materials is er te weinig aandacht voor ondernemerschap tijdens de opleiding architectuur. Hoewel creatief ondernemerschap wordt gestimuleerd, is de technische kant van dat ondernemen volgens hem veel minder aanwezig. Van Tornhaut denkt zelfs dat dat aspect helemaal genegeerd wordt tijdens de studies. “Stagiairs zijn er niet meer mee bezig”, merkt hij op. Benjamin Denef van DMOA architects vindt echter dat de opleiding wel degelijk keuzevakken aanbiedt die zich toespitsen op ondernemen. “Mensen uit het werkveld vragen om daarmee bezig te zijn”, zegt hij.
Maar is het wel nodig om meer aandacht te schenken aan ondernemerschap tijdens de studies? Jacobs denk alleszins van niet. “Ik vind het veel interessanter om in groep te werken. Zo kan iedereen zijn eigen discipline zoeken en vinden wat bij hem past.” Toch kan het ook nuttig zijn. Stagiairs bij DMOA architects bijvoorbeeld, krijgen een goed beeld van hoe het er in de sector écht aan toe gaat. “Wij proberen vooral te benadrukken dat je een project binnen een bepaalde tijd af moet hebben. Creativiteit is niet genoeg, hoewel dat natuurlijk ook van de stagemeester afhangt”, vertelde Denef.
Die echte wereld kan behoorlijk hard zijn. “Architecten zijn verslaafd aan werken. Combineer dat met een passie voor architectuur en je krijgt een dodelijke cocktail. Klanten profiteren daarvan. Dit begint al tijdens de studies: andere studenten gaan af en toe op café, terwijl architectuurstudenten altijd werken”, meent Jacobs. Dat beeld van de architect – altijd aan het werk en in het bezit van een eigen bureau – is wijdverspreid en manifesteert zich ook op school en tijdens stages. “Maar dat is niet het enige beeld. De sector snakt naar vereniging en specialisaties”, aldus Van Tornhaut. Denef vulde aan: “Multidisciplinariteit wordt steeds belangrijker, net zoals het samenwerken met collega-architecten. Met meer architecten heb je meer discipline. Hoe meer discipline, hoe hoger de kwaliteit van het werk.”
Wil om te ondernemen
Ondernemerschap en de wil om te groeien zit wel in zowat alle architectenbureaus. Elk bureau gaat hierbij op zijn eigen manier te werk. “CONIX RDBM was altijd al wel veel met marketing bezig. We hebben van het begin ook voor internationaal werken gekozen door enkele projecten in Nederland aan te nemen. Daar hebben we veel van geleerd. We proberen ook veel in beeld te komen en daarnaast persoonlijk te netwerken”, lichtte Jacobs toe. “Het is de bedoeling om op lange termijn 50 à 60 voltijdse collega’s aan te nemen voor een goede werk-levenbalans.”
Veel reclame maken en netwerken is één manier om opdrachten binnen te rijven, hoewel dat volgens Van Tornhaut weinig met ondernemen te maken heeft. “Grote bedrijven krijgen de meeste projecten toebedeeld omdat ze veel netwerken. Maar ik zie dat 80 à 90% van die grote bedrijvenen wacht totdat ze projecten in de schoot geworpen krijgen. Echte ondernemers gaan iets innovatief maken en dat promoten.”
Dat hebben ze bij BC materials goed begrepen. Het kleine bureau in volle ontwikkeling heeft een grote impact. “We doen pionierswerk op vlak van circulair bouwen, meer bepaald op gebied van leembouw. Op die manier hebben we een aantal projecten uit Europa kunnen binnenhalen”, vertelde De Cooman.
Toch is groeien niet voor alle architectenbureaus de grootste ambitie. “Wij nemen niet meer dan 20 mensen aan in ons architectenbureau. We halen het meeste voldoening uit kleinschalige, ambachtelijke projecten en hebben niet de ambitie om door te groeien”, aldus Denef. “We vergaren vooral bekendheid door mond-aan-mondreclame. Aan wedstrijden doen we niet mee. We proberen ook zoveel mogelijk projecten in eigen beheer te doen.”
Uit handen geven
Hoe meer opdrachten architectenbureaus krijgen – of ze nu willen groeien of niet – hoe moeilijker het wordt om alles binnen het eigen bureau af te handelen. Bij DMOA architects hebben ze voor de administratieve rompslomp al een office manager aangenomen. De vele administratie dreigde immers hun architecturale activiteiten te ondermijnen. “Je moet je eigen zwaktes kennen”, meent Denef. Ook De Cooman heeft er geen moeite mee om taken uit handen te geven. “Ik vind het wel belangrijk om alles minstens één keer zelf te doen. Zo heb je met alles een beetje voeling. Dat betekent echter niet dat ik overal controle op heb.” Van Tornhaut heeft het familiebedrijf waar hij is ingestapt dan weer zien uitgroeien tot de succesvolle business die het nu is. “Het niet uit handen geven van zaken kan een belemmering zijn voor een bedrijf”, besluit hij.