Attractieve zorgcampus met focus op kleinschalige huiselijkheid (assar architects)

Van gedateerd rusthuis tot veelzijdige zorgcampus: Kortrijk maakte onlangs een kwantumsprong dankzij de realisatie van ’t Huis. Een van de voornaamste speerpunten in deze grootschalige vernieuwingsoperatie was de bouw van een nieuw woonzorgcentrum, ter vervanging van het fel verouderde WZC Sint-Jozef. Door de nadrukkelijke focus op een kleinschalig leefmodel – maximaal ondersteund door de fraaie architectuur – en de hoogwaardige interieurafwerking voelden de 132 bewoners zich er meteen thuis.

WZC Sint-Jozef was lang een vaste waarde in het Kortrijkse zorglandschap, maar had zijn beste tijd al even achter de rug. Het gebouw dateert uit 1966 en voldeed dus niet meer aan de brandnormen en de richtlijnen qua kamergrootte. Ook architecturaal gezien was het complex er doorheen de jaren op achteruitgegaan, onder meer door merkwaardige uitbreidingen in spiegelglas om iedere kamer eigen sanitair te kunnen geven. Aangezien renoveren weinig zoden aan de dijk zou brengen, besloot OCMW Kortrijk zijn campus volledig te vernieuwen op basis van een masterplan. Daarvoor schreef het in 2014 al een ontwerpwedstrijd uit, die gewonnen werd door assar architects. “Ons idee was om achter het bestaande rusthuis een nieuw woonzorgcentrum met enkele aanvullende functies op te trekken, zodat we het in één fase konden realiseren en de continuïteit van de zorg konden garanderen. Het oude gebouw zou dan in tweede instantie plaatsmaken voor een nieuw park”, vertelt architect-partner Geert Bekaert.

 

Kleinschaligheid troef

Een inventief concept dat duidelijk in de smaak viel, ook al duurde het een tijd alvorens de bouwwerken effectief van start gingen. Een eerste belangrijk kernwoord dat het nieuwe woonzorgcentrum typeert, is kleinschaligheid. “Het gebouw telt drie niveaus en bestaat uit acht orthogonaal geschakelde bouwblokken die samen twee H-volumes met telkens 64 kamers vormen. Elke afdeling bestaat uit twee leefgroepen met zestien kamers, waarbij elke leefgroep nog eens is onderverdeeld in twee woonhuizen met acht kamers. Deze woonhuizen bevinden zich in de verticale balken van de H-vorm. In het horizontale deel zijn de semipublieke functies en diensten ondergebracht (verpleegpost, dag- en eetzalen, wellness, keuken en bergingen). In de twee knooppunten van de H-vorm wordt het volume dan weer geperforeerd door twee patio’s die voor licht en lucht zorgen. Via deze specifieke configuratie willen we het samenleven bevorderen op schaal van een ‘familie’ van acht personen. Bovendien heeft het bestuur er bewust voor gekozen om elke leefgroep een eigen keuken te geven, die naadloos overvloeit in het leefgedeelte met de tv- en leeshoeken van de woonhuizen. Dit alles maakt het niet alleen aangenamer voor de bewoners, maar ook voor het personeel, met dank aan de centrale logistieke bedeling en de minimale loopafstanden. We hebben er dan ook alleen nog maar positieve reacties op gekregen”, glundert Geert Bekaert.

 

Huiselijk kader

Een tweede predicaat dat sterk van toepassing is op het nieuwe woonzorgcentrum is huiselijkheid. “Het ‘utilitaire’, bijna klinische gevoel van veel andere woonzorgcentra wilden we absoluut vermijden”, benadrukt interieurarchitect Yann Neyt. “In de gemeenschappelijke delen en de circulatieruimtes hebben we dan ook resoluut ingezet op een stijlvolle afwerking met warme tinten, natuurlijke materialen (houtaccenten, terrazzowerkbladen in de keukens …), trendy verlichting, cosy meubilair … We hebben echt op de details gewerkt, tot de halfronde houten handgrepen in de gang toe. Zo hebben we een huiselijk kader gecreëerd dat het bestuur zelf nog verder kan invullen naargelang de noden en persoonlijke voorkeuren van de bewoners. Ook in de kamers zijn we zo ver mogelijk weggebleven van een al te cleane look-and-feel en hebben we gestreefd naar een hotelgevoel, inclusief voldoende variatie en personaliseringsmogelijkheden. Doordat het om ruime en flexibel inrichtbare kamers met een brede maatvoering gaat, kunnen de bewoners zelf kiezen waar en hoe ze hun bed plaatsen, een eigen salonnetje inrichten enzovoort. Ze kunnen hun leef- en slaapzone dus vrij invullen, zonder in te boeten aan comfort en noodzakelijke voorzieningen.”

 

Levendige zorgcampus

Een derde belangrijke pijler binnen het ontwerp is dat het woonzorgcentrum niet op zich staat, maar is ingebed in een ruimere zorgcampus. “Het gebouw is aan de voorzijde uitgerust met een grote luifel die een levendige wandelboulevard creëert en toegang biedt tot alle functies op de site. Het complex herbergt immers ook nog opvangfaciliteiten voor circa honderd kinderen, een polyvalente zaal met bar en berging (onderdeel van het lokaal dienstencentrum), een gezellige cafetaria die een bistrogevoel uitstraalt en een dagverzorgingscentrum. De woonhuizen van het woonzorgcentrum situeren zich achter en boven deze publieke delen, zodat de bewoners de nodige privacy genieten”, legt Geert Bekaert uit. “Binnenkort maakt het bestaande rusthuis plaats voor een publiek park met speeltuin, dat hopelijk een aantrekkingspool zal worden voor mensen van buitenaf. Zo wordt de stap om de bewoners van het woonzorgcentrum te bezoeken een stuk kleiner en is de klassieke negatieve connotatie van een ‘rusthuis’ uit den boze. De aangename kleinschaligheid is alomtegenwoordig, ook al is het qua oppervlakte een groot gebouw waar tal van functies in vervat zitten. Het heeft ons enorm geholpen dat de bouwheer en aannemer helemaal op dezelfde golflengte zaten. Zo hebben we de huiselijke woonzorgfilosofie volledig kunnen doortrekken en zijn we tot een schitterend eindresultaat gekomen.”

Deel dit artikel:
Met medewerking van
Onze partners