Na dertig jaar was het tijd voor een opfrisbeurt. Het Algemeen Ziekenhuis Jan Palfijn in Gent werd tot op de betonstructuur gestript en vervolgens met een volledig nieuw programma terug opgebouwd. De verbouwing vond plaats in een tijdsbestek van nagenoeg twee jaar, en in tussentijd bleef het ziekenhuis ononderbroken in gebruik.
“We hebben geprobeerd van een lompe mastodont een elegante silhouet te maken,” vertelt de architect. Van een log uitziend gebouw werd het Jan Palfijnziekenhuis getransformeerd in een fris ogend gebouw met slanke, elegante lijnen. Op de gestripte betonnen constructie werd een dikke laag isolatie aangebracht met daarover een witte aluminium gevelbekleding. Binnenin kwamen enkele kleuraccenten, maar vooral rustgevende tinten die vertrouwen uitstralen.
Meer één- en tweepersoonskamers
Jan Palfijn is een fusieziekenhuis, tussen enerzijds een openbaar en anderzijds een privéziekenhuis. De deelgenoten zijn het OCMW Gent en de VZW Institut Moderne. Rudy Coddens, Gents schepen en voorzitter van het Gentse OCMW legt het uit. “Je had de campus Watersportbaan van het voormalige Bijlokeziekenhuis en het Institut Moderne in de Fabiolalaan. Het was de bedoeling dat alle hospitalisatie-activiteiten van beide sites op één site konden komen. Er is dus ook een uitbreiding op de site Watersportbaan: een aantal operatiekwartieren, klassieke ziekenhuisbedden, de afdeling PAAZ en de palliatieve eenheid zullen finaal zijn overgebracht. Het centraliseren heeft grote voordelen, naar duidelijkheid, geïntegreerde samenwerking, uitbouw zorgprogramma’s, efficiëntie, en kostenstructuur.”
Concreet was de infrastructuur op beide campussen verouderd. Het comfort en de flexibiliteit lieten te wensen over en er was meer vraag naar één- en tweepersoonskamers. “Het Jan Palfijn was een ziekenhuis met weinig één- en tweepersoonskamers en veel vierpersoonskamers. Telkens twee vierpersoonskamers dienden gebruik te maken van gemeenschappelijke tussenliggende sanitaire voorzieningen zodat het ziekenhuis genoodzaakt was er telkens patiënten van eenzelfde geslacht in op te nemen, - een duidelijk beperking van bezettingsmogelijkheden.
“Het ziekenhuis voldeed niet meer aan de moderne eisen. Ook naar efficiëntie toe, was het noodzakelijk om te vernieuwen, verfrissen.” Rudy Coddens wijst ook op de evolutie in medische specialiteiten. “Er zijn vandaag nieuwe noden. Ook naar energieverbruik toe. De technieken hadden na 30 jaar de pluimen verloren.”
Circulatiestromen
Het project werd ontworpen door de tijdelijke vennootschap Boeckx – Arch&Teco – Bontinck. We zaten samen met architect Michel Wuyts van de TV. Aan de hand van plattegronden lichtte hij de diverse trajecten toe die patiënten, bezoekers, verplegend en onderhoudspersoneel doorheen het gebouw voeren. “Alle circulatiestromen zijn gemeten en geanalyseerd, en volledig hertekend,” vertelt Michel Wuyts. “Die liepen grosso modo allemaal door elkaar, met alle gevolgen van dien. Nu zijn die allemaal gescheiden: de trajecten zijn zoveel mogelijk uit elkaar gehouden en geoptimaliseerd qua afstanden.” “Je hebt nu bezoekersstromen, patiëntenstromen, goederenstromen enzovoort,” vult Rudy Coddens aan.
De circulatie is bovendien doorgetrokken naar buiten toe. De vroegere inrit langs de Dunantlaan is nu volledig gereserveerd voor logistiek. “Door de nieuwe inkompartij krijgen de patiëntenstromen beter een plaats,” vertelt Rudy Coddens. “Dat komt doordat we de centrale as negentig graden gedraaid hebben,” knikt Michel Wuyts. “In plaats van de inkom op de kop, bereikt men het gebouw nu langs de Watersportlaan. Er is een rotonde met Kiss&Ride vooraan en een parking achteraan. Er is ook een visuele as naar de tuin achteraan. Vanaf de inkom heeft men vrij doorzicht, door de tuin, tot het personeelsrestaurant.”
Het personeelsrestaurant is overigens ondergebracht in het voormalig stookgebouw. De functies werden verplaatst naar een bijkomend niveau dat op het dak werd bijgebouwd. Zo werd het stookgebouw geïntegreerd in de site zelf. “Het zal makkelijker leesbaar zijn zo,” zegt Rudy Coddens, “ook vanaf de bushaltes en de parking.”
Flexibele bezetting
De indeling is voorzien op een grote flexibiliteit, afhankelijk van de bezetting. “De verpleegposten zijn centraal komen te liggen,” legt Rudy Coddens uit, “met langs weerszijden telkens een verpleegafdeling en op de kopse aansluiting een centrale zone met gemeenschappelijke logistieke voorzieningen. Het concept voorziet in de mogelijkheid, afhankelijk van de bezetting, dat de verpleegeenheden inkrimpbaar en uitbreidbaar zijn. Dat levert een grote flexibiliteit op.”
Ook werden alle medisch-technische diensten geherlokaliseerd in functie van de nieuwe stomen en noden.
Energie-efficiëntie en ontdubbeling van technieken
Een warmtekrachtkoppeling zorgt voor verwarming en elektriciteit en is gekoppeld aan ijsproductie ’s nachts. Hiermee wordt sanitair water voorverwarmd en wordt het gebouw overdag gekoeld. Naar energie-efficiëntie is een performante thermische isolatie aangebracht, is er gebruik gemaakt van geautomatiseerde zonneschermen, herbruiken alle niet-medische afdelingen het regenwater (voor toiletspoeling ed.), zijn er automatische kranen in publieke toiletten, en licht op detectie en daglichtmeting.
“Alles wat techniciteit betreft is ook ontdubbeld,” vertelt Rudy Coddens. “Alles wordt centraal aangestuurd op één computersysteem. Het systeem van redundantie is verregaand uitgewerkt. Vitale functies kunnen zo blijvend worden verzorgd.”
“Het gebouw wordt nog niet gebruikt zoals het ontworpen is. Voor een evaluatie is nog te vroeg. Maar de eerste reacties zijn alvast veelbelovend,” vertelt Rudy Coddens. “Wat we wilden is goed vertaald door de architecten- en studiebureaus.”
“We hebben het gerealiseerd in een tijd die veel korter is dan daarvoor doorgaans in beslag genomen wordt, en de uitdagingen waren heel groot, ook naar timing en naar coördinatie toe. Het was een huzarenstuk, vertelt Michel Wuyts, “maar alle partijen hebben hun bijdrage geleverd.”
Noot: dit artikel is eerder verschenen in Bouwen aan de Zorg.