Met het thema New Way of Living speelt Batibouw in op de veranderende manier van wonen. Die is enerzijds ingegeven door het mobiliteitsprobleem, maar ook door een gebrek aan ruimte of de steeds toenemende kosten om te wonen en te leven. Binnen dit thema groepeert Batibouw exposanten die inspelen op deze veranderende noden en wensen.
Met het thema New Way of Living speelt Batibouw in op de veranderende manier van wonen. Die is enerzijds ingegeven door het mobiliteitsprobleem, maar ook door een gebrek aan ruimte of de steeds toenemende kosten om te wonen en te leven. Binnen dit thema groepeert Batibouw exposanten die inspelen op deze veranderende noden en wensen.
In weinig andere landen ter wereld blijft het merendeel van de bevolking zo dicht bij de kerktoren wonen als in België. Dankzij de relatief korte afstanden is het in theorie perfect mogelijk om in een grote woning op het platteland te wonen, en vervolgens in de stad te gaan werken. Alleen zorgt het toenemende mobiliteitsprobleem ervoor dat het op deze manier niet langer haalbaar is. Steeds meer mensen willen niet meer zo lang in de file staan, en gaan dichter bij het werk wonen. Ook de klimaatdoelstellingen van Parijs of de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties nopen ons tot verandering. Daarbij komt dat de bevolking blijft groeien door onder andere de vergrijzing en immigratie.
Bovendien heeft die mentaliteit ervoor gezorgd dat er in ons land amper natuur overblijft. In theorie zouden de dense delen van West-Europa over minstens 25% natuur moeten beschikken, terwijl dat in Vlaanderen slechts 3% is. Daarom moeten we terug ruimte vrijmaken voor natuur door zelf dichter bij elkaar te gaan wonen in stads- of dorpskernen. Nieuwe verkavelingen zijn uit den boze. Niet alleen omdat ze veel ruimte innemen, maar ook omdat ze handenvol geld kosten op vlak van infrastructuur zoals kabels, wegen en rioleringen. In dat kader past het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (ook wel de betonstop genoemd), die de Vlaamse regering tegen 2040 invoert.
Volgens dat plan zouden we vanaf 2025 nog slechts drie hectare vrije ruimte per dag mogen aansnijden in plaats van de huidige zes. In 2040 is het helemaal gedaan met bouwen in open ruimte. Hoewel er op beleidsvlak nog veel onduidelijkheid heerst, is de grote uitdaging duidelijk: we moeten meer doen met minder ruimte. Dat beseffen ook particuliere bouwers en projectontwikkelaars meer dan ooit.
Terug naar de stad
Een van de gevolgen van die veranderingen is dat steeds meer mensen ervoor kiezen om opnieuw in de stad of dorpskern te gaan wonen. Daar spelen projectontwikkelaars gretig op in. Zo verrijzen er ook in de dorpen kleine appartementsgebouwen, en krijgen voormalige industriezones een nieuwe invulling als woonruimte. Mooie voorbeelden zijn de Oude Dokken in Gent, de Blauwe Boulevard in Hasselt, de Vaartkom in Leuven en de Brusselse kanaalzone. Al die gebieden oefenen een grote aantrekkingskracht uit op mensen van buiten de stad, en trekken zowel jonge starters als bemiddelde vijftigers op zoek naar een rendabele investering aan.
De uitdaging bij dit soort projecten ligt erin om de verloederde terreinen om te vormen tot aangename woonomgevingen met voldoende collectief groen, maar ook stilte, rust en privacy. Het bieden van dit comfort, waarbij kwalitatieve betaalbare woningen in de stad kunnen concurreren met de villa’s op het platteland, vormt de uitdaging voor architecten. Eén van de mogelijke oplossingen ligt in collectieve woonvormen, waarbij bepaalde functies en ruimtes door meerdere personen of gezinnen worden gedeeld.
Positief in dit verband is dat jongeren steeds minder belang hechten aan bezit. Ze willen hun vrijheid behouden, en de wereld rondreizen. Net als in de kantoormarkt, met de opkomst van de coworkingplekken, zal de vastgoedmarkt ingrijpend moeten veranderen om op hun noden in te spelen.
Nieuwe woonvormen
Naast de klassieke eengezinswoning of een appartement ontstonden de laatste jaren verschillende nieuwe woonvormen waarbij aan woningdelen wordt gedaan, zoals een gemeenschapshuis, co-wonen of wooncoöperatieven. Het eerste type van samenhuizen, een gemeenschapshuis, wordt meestal door studenten of jongvolwassenen gebruikt om tijdelijk op een betaalbare en meer sociale manier in de stad te wonen. Ze wonen in één en hetzelfde pand en hun privéruimte beperkt zich tot een kamer en/of badkamer. Een nieuwe speler die een luxueuze versie brengt van dit concept is het Brusselse Cohabs.
Daarnaast is er co-wonen dat niet alleen in de stad maar ook op het platteland zijn intrede doet. Daarbij bundelen gezinnen of iets oudere mensen de krachten. Terwijl ze autonoom wonen, delen ze zaken zoals een tuin, een wassalon of grotere ontspanningsruimte. Een mooi voorbeeld hiervan is het project dat Mini Living momenteel in Shanghai opzet. Daarbij heeft iedereen een aparte woonunit, maar zijn er ook grotere ruimtes voor als de familie bijvoorbeeld op bezoek komt. Als een ouder onder hetzelfde dak, maar in een afgescheiden gedeelte, bij een van de kinderen gaat wonen, dan noemen we dit kangoeroewonen of zorgwonen.
Nog een stapje verder gaan de Community Land Trusts (CLT’s). Doordat de CLT de grond aankoopt en beheert, wordt een kwalitatieve woning een stuk betaalbaarder. Aangezien de CLT wordt bestuurd als een gemeenschappelijk goed, zorgt het systeem ervoor dat de inkomsten terug naar de bewoners vloeien. Ze zijn niet langer alleen de klant maar ook de aandeelhouder.
Los van al deze evoluties blijft één ding zeker: vastgoed blijft een topinvestering. Alleen is er nog werk aan de winkel wat betreft het informeren van kopers over vergunningen, belastingen, premies en subsidies. Daarvoor kunnen bezoekers aan Batibouw terecht bij de verschillende gewesten, die advies geven over de verschillende premies voor particulieren.