Belgische Betoniconen: warenhuis Inno door de gebroeders Polak en René Stapels

Tot 15 april kan je in het Atomium gaan kijken naar de tentoonstelling Architectonic die een staalkaart biedt van markante betongevels tussen 1958 en 1980. Ideaal om eens dieper in te gaan op enkele van deze Belgische betoniconen. Deze week is het de beurt aan het Inno-warenhuis, in 1968-1970 ontworpen door de gebroeders Polak en René Stapels.
Het warenhuis Inno werd gebouwd in 1968-1970, nadat een brand de vorige winkel in 1967 volledig verwoestte. Die vorige winkel was onder andere ‘Les grands Magasins Tietz’, een warenhuis met een vergelijkbaar productgamma als dat van Inno. Leonhardt Tietz had vanaf de eeuwwisseling verschillende winkels opgericht. Hij liet architect Joseph Hertogs imposante gebouwen ontwerpen op de Meir in Antwerpen (1902) en in de Brusselse Nieuwstraat (1909). Na de Eerste Wereldoorlog bracht de Leonhardt Tietz' Duitse nationaliteit zijn winkelketen in diskrediet. Inno zag daarin een uitgelezen kans om de belangrijkste winkels van de bloeiende keten over te nemen.


Voorgevel van het heropgebouwde Inno-warenhuis


De brand in Inno's winkel in 1967 was des te pijnlijker, omdat het gebouw zestig jaar eerder ook al eens in de as werd gelegd. Bij de heropbouw werd toen bewust voor 'brandveilig' gewapend beton gekozen. Ironisch natuurlijk, maar het moet vermelden worden dat de schade in 1967 aanzienlijk lager was dan in 1907. Juist door het gebruik van gewapend beton. Vandaar dat de architecten bij de heropbouw in 1968-1970 opnieuw hun vertrouwen stelden in gewapend beton.

Subtiele implementatie van betonnen kolommen

Het nieuwe gebouw bestaat uit twee delen: de eigenlijke winkelruimte en de parking, van elkaar gescheiden door een brandmuur. De eigenlijke winkelruimte telt bijna 30.000 m² en spreidt zich uit van het kelderniveau tot de derde verdieping, waar ook het restaurant werd ingericht. Hierboven, op de vierde verdieping, bevinden zich de opslagruimte, kantoren en ruimten voor het personeel. De winkeletages zijn niet opgevat als één grote markthal, maar als een aaneenschakeling van boetieks waartussen de klanten zich vrij kunnen bewegen. Op deze manier werd het mogelijk het structurele grid van kolommen in gewapend beton bijna onopgemerkt te verwerken in het interieur.

Polak en Stapels kiezen voor geribde prefabpanelen in beton

De inrichting van de verschillende boetieks werd afgestemd op de koopwaar, bijvoorbeeld door de kampeerafdeling een vloer in dennenhout te geven en het plafond in de meubelafdeling te verlagen om een huiselijke sfeer te creëren. In het straatbeeld dient het nieuwe warenhuis zich aan als een imposant volume, zwevend boven de teruggetrokken etalageruimtes. Het werd ontworpen door André en Jean Polak en René Stapels, die in die periode regelmatig samenwerkten: de gebroeders Polak hadden tien jaar eerder naam gemaakt met het Atomium, maar zouden zich vooral toeleggen op een zakelijke architectuur met gordijn-gevels en landschapskantoren. De architecten maakten van het ontwerp voor het warenhuis een constante evenwichtsoefening tussen het creëren van eenheid, zonder daarbij in monotonie te vervallen. De eenheid van het volume wordt in eerste instantie versterkt door het materiaalgebruik in de gevel. Over een totale gevelbreedte van ca. 200 m langs de Nieuwstraat en de Koolstraat werd het gebouw bekleed met geribde prefabpanelen in beton, waarmee het een voorbeeld vormt van de brutalistische variant van architectonisch beton.

Het gebruik van een geribde oppervlaktestructuur in prefabbeton was tijdens de jaren zeventig evenwel duidelijk minder succesvol dan de ‘CBR-stijl’. Het gebruik van dergelijke geprofileerde panelen bleef meestal beperkt tot borstweringen, verticale kokers en wanddelen; bij de weinige voorbeelden van volledige wanden kunnen naast de Inno-warenhuizen nog het hotel Holiday Inn in Gent (architect Vankerckhove, architectonisch beton door Seghers Prefalith Beton) en Paleis 11 op de Heizel (architecten André en Jean Polak, architectonisch beton door Kunststeenfabriek G. Vandewalle) genoemd worden.

Tekst: Stephanie Van de Voorde
Deel dit artikel:
Met medewerking van
Onze partners