Boekrecensie: Adolf Loos - Architectuur en al het andere

“”Het spijt mij dat ik niet altijd de lof kan zingen. Af en toe zie ik mij genoodzaakt een berisping te geven.” Het kon de vaste titel zijn van mijn wekelijkse columns maar het is een citaat uit 1898 van Adolf Loos (1870-1933), architect maar ook columnist avant la lettre. Vijftig teksten van hem, geschreven tussen 1898 en 1929, zijn vertaald en sober gebundeld in, ik zeg het nu al, een formidabel boek van ruim 200 bladzijden, dat ik bijna in één ruk heb uitgelezen.

Neen, hier moet alleszins niet berispt worden, hier mag genoten worden van spitante, prettige, geestige teksten uit de pen van “een meester van de polemiek en de satire” of “een smaakarbiter”, zoals Hilde Heynen Loos noemt in een essay. Het leukst van al is dat Loos zich moeit met ongeveer alles: uiteraard met architectuur, met kunst, met cultuur maar ook met mode, eetgewoonten, wooninrichting en andere triviale dingen des levens.

Mijn textmarker heeft alvast niet stil gelegen. De ene leuke formulering na de andere onbedoelde oneliner doen glimlachen en groenlachen. En ja, hij adoreert wat te veel de Amerikanen en hij vergelijkt de kennis van een Papoea met het verstand van een kind van zes, maar zijn andere uitspraken klinken honderd jaar later nog altijd verbazend actueel. Het is intrigerend hoe hij dingen toén reeds zag: bijna visionair ofwel onbewust bezig met de ultieme toepassing van de natuurwet ‘l’histoire se répète’.

Om de smaakpapillen wat te tintelen heb ik hieronder een uiterst beperkte bloemlezing van gevatte citaten verzameld. Ik kon er inderdaad nog tientallen meer geven maar je moet gewoon dat boek in huis halen!

 

“Tegenwoordig wordt van een stoel niet alleen verlangd dat je erop kunt uitrusten, maar ook dat je er snél op uitrust. Time is money.” (1898)

“Volken met een hoger ontwikkelde cultuur lopen sneller dan volken die nog achteroplopen. Als je in New York komt, heb je voortdurend het gevoel dat er ergens een ongeluk heeft plaatsgevonden.” (1898)

“De Oostenrijkse vrouw probeert haar man door goed eten aan het gezin te binden, de Amerikaanse en Engelse vrouw door een gezellige woning. Dat komt precies overeen met de verschillende vijanden die het gezinsleven in deze staten heeft: hier is de vijand het café-restaurant, daar de club.” (1898)

“In de maatschappelijke lagen waar de vrouw het recht op kostwinning heeft verworven, draagt zij ook een broek.” (1902)

“Wanneer iemand een slechte adem heeft, dan moet je hem dat zeggen. Hij kan er wat aan doen. Dat is beter dan hem te mijden.” (1903)

“De bouwkunst is door de architect gedegradeerd tot grafische kunst. Niet hij die het best kan bouwen krijgt de meeste opdrachten, maar degene wiens werk er op papier het beste uitziet. Heel de moderne architectuur is aan de tekentafel bedacht.” (1910)

“De kunstenaar hoeft alleen aan zichzelf rekenschap af te leggen, de architect aan de maatschappij.” (1910)

“Bouw zo goed als je kunt. Niet beter. Overspeel je hand niet. Bouw ook niet slechter.” (1913)

“Elke poging om de levensduur van een voorwerp te verkorten, is verkeerd. Van alle voorwerpen die we maken moeten we de levensduur juist verlengen. Dat is de goede weg.” (1924)

“Ik ben tegen het fotograferen van interieurs. Dat levert iets heel anders op. Er zijn architecten die interieurs maken omdat ze er op foto’s mooi uitzien en niet opdat de mensen er goed in wonen.” (1924)

“Ik heb daarom niet graag dat men mij architect noemt. Ik heet gewoon Adolf Loos.” (1924)

 

Om tenslotte de appetijt helemaal in stelling te brengen (ja, ik zing de lof) verklap ik hieronder een kleine anekdote uit het langer stuk “Over een arme rijke man” (1900), De hoofdfiguur vraagt een architect een woning voor hem te, nou ja, maken.

“Elk voorwerp had een vaste plek. De architect had het goed met hem voor. Aan alles had hij al van tevoren gedacht. Zelfs het kleinste doosje had een vaste plek, die precies daarvoor gemaakt was.

De woning was aangenaam, maar voor het hoofd zeer vermoeiend. Daarom hield de architect de eerste weken toezicht op het wonen, zodat er geen fout insloop.

(…) De volgende dag kwam de architect om te kijken of alles in orde was en om beslissingen in moeilijke kwesties te nemen. De heer des huizes liep vrolijk op hem af. De architect verbleekte: ‘Wat hebt u daar voor pantoffels aan’, stootte hij met moeite uit. De heer des huizes keek naar zijn geborduurde pantoffels. ‘Maar meneer de architect! Bent u het alweer vergeten? Deze pantoffels hebt u zelf ontworpen!’ ‘Zeker’, bulderde de architect, ‘maar voor de slaapkamer.’”

 

  • Adolf Loos: Architectuur en al het andere
  • Uitgeverij: nai010
  • ISBN:978-94-6208-247-2
  • Prijs: 34,95 euro

 

Deel dit artikel:
Onze partners