Vlaams Bouwmeester Erik Wieërs heeft zopas zijn ambitienota voor de komende vijf jaar voorgesteld. ‘Kansen scheppen voor ontmoeting’ werd een uitnodigend boekje met een artistieke bijdrage van Sofie Van der Linden, waarin Wieërs aan de hand van een achttal thema’s het conceptuele kader schept voor de werking van het Team Vlaams Bouwmeester de komende jaren. In een boeiend gesprek met Klara-redacteur Gudrun De Geyter lichtte hij zijn visie toe. Architectura.be was erbij.
Uit de tekeningen van Sofie Van der Linden spreken alvast de torenhoge ambities van de Vlaams Bouwmeester, toch wil Erik Wieërs de term ‘manifest’ niet in de mond nemen. “De tijdsgeest staat niet naar strijdvaardige manifesten”, vindt hij. “Er is al genoeg conflict in alle uitspraken die met ruimtelijke ordening te maken hebben. Ik spreek liever over positieve ambities voor de toekomst.” En zo is de toon alvast gezet.
Erik Wieërs is ervan overtuigd dat architectuur en ruimtelijk ontwerp belangrijke bijdragen kunnen leveren aan een inclusieve samenleving, die delen, diversiteit en duurzaamheid hoog in het vaandel voert. Zijn bijzondere aandacht gaat uit naar de ontwikkeling van een toekomstbestendig woonmodel, en naar het stimuleren van een open debat over architectuurkwaliteit met zo veel mogelijk gesprekspartners, in Vlaanderen en daarbuiten.
Stad herdenken vanuit de leegte
Alles begint voor Wieërs bij het herdenken van onze ruimtelijke ordening vanuit de open ruimte: “In Vlaanderen zijn we heel erg gefixeerd op onze woning, maar een woonmilieu bestaat uit veel meer dan de woning alleen en omvat ook de buitenruimte en de manier waarop we ons die open ruimte toe-eigenen. Bij het ontwerpen van woonmilieus is het zaak om net die buitenruimte voorop te stellen, en de mensen die aan de rand ervan wonen uit te nodigen om er invulling aan te geven. Door de stad te herdenken vanuit de leegte komen we tot de creatie van betere woonmilieus.” Ook in die leegte moet kwaliteit de motor zijn want vandaag blijft de open ruimte volgens Wieërs nog te veel beperkt tot verharde verkeersruimte. Daar is vergroenen en ontharden de weg vooruit.
“Het is onze taak om de stad aangenamer, beter betaalbaar, gezelliger en meer gericht op sociale cohesie te maken, en zo de verkavelingsbewoner te verleiden met een kwalitatief woonalternatief."
De creatie van een aangenamere en kwalitatieve leefomgeving is voor Wieërs de sleutel tot zo nodige verdichting. De Bouwmeester ziet dan ook weinig heil in het verketteren van de bewoner van de vrijstaande villa: “Het is onze taak om de stad aangenamer, beter betaalbaar, gezelliger en meer gericht op sociale cohesie te maken, en zo de verkavelingsbewoner te verleiden met een kwalitatief woonalternatief. Alleen op die manier kunnen we de beweging inzetten om mensen dichter bij elkaar te laten wonen.”
Mobiliteit in ruimtelijk zin
Het lijkt niet rechtstreeks de taak van een Bouwmeester, maar toch wil Wieërs ook ingrijpen op onze mobiliteit, zij het dan in de ruimtelijke zin. “Als architecten zijn we bijna per definitie met het immobiele bezig, met de stilstaande volumetrie”, zegt hij. “In die zin is het interessant om te kijken naar de plaats die mobiliteit inneemt in de open ruimte. Op veel plekken wordt die open ruimte gedomineerd door geparkeerde wagens. We creëren enorm veel kansen door die ruimte op een andere manier te gaan gebruiken en opnieuw in te richten als woon- en leefruimte. Als Bouwmeester wil ik mobiliteit dan ook ruimtelijk benaderen, en er mee voor zorgen dat vervoersmiddelen zoveel mogelijk de ontmoeting stimuleren in plaats van ze te verhinderen.”
"Als Bouwmeester wil ik mobiliteit ruimtelijk benaderen, en er mee voor zorgen dat vervoersmiddelen zoveel mogelijk de ontmoeting stimuleren in plaats van ze te verhinderen.”
Collectieve woondroom
De essentie voor Wieërs ligt in het creëren van ruimtes waar mensen elkaar kunnen ontmoeten, gezien van daaruit een samenleving wordt opgebouwd: “Sociale cohesie kan je niet alleen met ruimtelijke ordening organiseren maar als ontwerper kan je mensen wel degelijk stimuleren om met elkaar in contact te treden. Dat kan met heel eenvoudige ingrepen zoals het naar elkaar richten van de voordeuren. Op een heel ongedwongen manier kan je de ruimte zodanig organiseren dat iedereen die op die plek woont een vanzelfsprekende relatie ontwikkelt met alle anderen.”
Die collectieve woondroom ligt niet in de Vlaamse volksaard, weet ook Erik Wieërs maar hij ziet veel kansen in woonmodellen waarbij het privatieve en collectieve hand in hand gaan. “In Vlaanderen beschouwen we wonen heel erg als een individueel probleem, en niet als een collectief gegeven dat we gezamenlijk kunnen oplossen. Het zo ver mogelijk van de anderen wonen, diep in de natuur, met een zo mooi mogelijke persoonlijke wagen, is zelfs een soort van statussymbool geworden waar velen naar streven. Hoe kan een Bouwmeester of een ontwerper die visie doen kantelen? Veel Vlamingen zien een klein appartement zonder terras op de dertiende verdieping als enige alternatief voor dat woonideaal, terwijl er heel veel interessante woonmodellen daartussenin zijn. Het is onze kracht als ontwerpers om die alternatieven – die nog weinig gekend zijn – te ontwikkelen. Je kan heel dens en laag bouwen, bepaalde dingen met je buren delen en toch heel sterk het gevoel hebben dat je over een eigen woning beschikt. In die woonmodellen schuilt de oplossing.”
Dialoog
Om ons allen mee te krijgen in die nieuwe woonmodellen, is dialoog cruciaal. Bouwmeester Wieërs formuleert dan ook expliciet in zijn ambitienota om het debat over architectuurkwaliteit aan te gaan, ook met niet-ontwerpers. Wieërs: “Als wij binnen onze ontwerppraktijk met elkaar spreken over architectuur, is dat een beargumenteerd gesprek en gaat het nooit over smaak. Het is veel moeilijker om dat gesprek te voeren met mensen die niet in deze materie in thuis zijn. Toch mogen we dat debat allerminst uit de weg gaan. Mensen hebben wel degelijk een mening over hoe hun gebouwde omgeving eruit moet zien en moeten ook de kans krijgen die mening te uiten.”
Belangrijk is om de brede omgeving op het juiste moment bij een project te betrekken. Volgens Wieërs is het beter om de participatie al in de vraagstelling te voeren: “Op het moment dat een lokaal bestuur de ambitie heeft om een gebouw op te trekken of te herbestemmen, is het zaak om de brede omgeving te bevragen naar wat zij belangrijk vinden. Op die manier kunnen we al van bij de beginfase van een project het ambitieniveau opkrikken bij de opdrachtgevers. Daarna is het aan de ontwerper om een antwoord te bieden op de gestelde vragen, en aan de beleidsmakers om te beslissen welk ontwerp het beste antwoord biedt op die vragen. Een mooi voorbeeld van hoe we met het Team Vlaams Bouwmeester aan kwaliteitsverbetering kunnen doen, is het project ‘Leefbuurten’ dat we nu gaan opstarten. Doel is om lokale besturen uit te dagen en aan te moedigen om een kwaliteitssprong te maken bij de inrichting van publieke ruimte in woonbuurten. Hoe kunnen ze meer uit hun openbaar domein halen dan een netjes geplaveid plein?”
Moet er dan helemaal niet meer over schoonheid gesproken worden, vraagt Gudrun De Geyter zich af. “Voor mij zijn kwaliteit en schoonheid geen afzonderlijke dingen”, dient Erik Wieërs haar van repliek. “Het is een gevaarlijke tendens in de architectuur om een onderscheid te willen maken tussen de praktische kant van het bouwen zoals het realiseren van het bouwprogramma of de brandveiligheid, en de rest te ressorten onder schoonheid of smaak. Voor mij ligt de schoonheid van een gebouw net in de samenhang tussen al die elementen, in de manier waarop die pragmatiek door een ontwerper vertaald wordt, waardoor een gebouw zijn specifiek karakter krijgt.”
“Een lokaal bestuur zou de reflex moeten ontwikkelen om eerst te vertrekken vanuit de gebouwen die er zijn in plaats van altijd te leegte te willen opvullen met nieuwe gebouwen”
Toekomstbestendig bouwen
Nog een ambitie van de Bouwmeester bestaat erin om de lokale besturen ertoe aan te zetten om zoveel mogelijk hun bestaande patrimonium te hergebruiken en te kiezen voor toekomstbestendige nieuwbouw. “Een lokaal bestuur zou de reflex moeten ontwikkelen om eerst te vertrekken vanuit de gebouwen die er zijn in plaats van altijd te leegte te willen opvullen met nieuwe gebouwen”, aldus Wieërs. “Daarbij vertrekt men al te vaak vanuit een programma terwijl het veel interessanter is om vanuit de gebouwen te vertrekken. Neem nu het herbestemmen van kerken. Vaak gaat het zo dat een lokaal bestuur een kerkgebouw ter beschikking heeft in de gemeente en beslist om daar bijvoorbeeld een bibliotheek in onder te brengen. Enig onderzoek leidt al snel tot de conclusie dat er trappen nodig zijn, voldoende licht, dat men het gebouw verwarmd moet krijgen, dat er een nieuw dak nodig is,... Op de duur kost dat zoveel geld dat het bestuur tot de conclusie komt dat een nieuwe bibliotheek goedkoper is. We kunnen veel beter de omgekeerde beweging maken en vertrekken vanuit de kwaliteiten van een gebouw. Zo is een kerk een heel interessante open ruimte die tal van mogelijkheden biedt. Je kan de ruimte in een kerk ook openstellen, er een aantal voorzieningen in onderbrengen en het gebruik zichzelf laten invullen. Als we de ramen openbreken, kan een kerk misschien een rol spelen als markthal? We stellen ons beter de vraag hoe we met zo weinig mogelijk ingrepen een gebouw terug bruikbaar kunnen maken.”
Form follows function is niet meer als het van Erik Wieërs afhangt, merkt Gudrun De Geyter terecht op. “Om toekomstbestendig te ontwerpen is het nodig om een vorm creëren die in de toekomst heel veel verschillende functies kan ontvangen. Het is niet verstandig om de toevallige functie die er vandaag is heel hard de vorm van het gebouw te laten bepalen. Ontwerpers ontwerpen beter een structuur die veel meer mogelijkheden open laat”, beaamt Wieërs.
Wie de volledige ambitienota van de Vlaams Bouwmeester wilt lezen, kan de publicatie ‘Kansen scheppen voor ontmoeting’ hier bestellen.
In september 2020 haalde architectura.be Erik Wieërs en diens voorganger Leo Van Broeck voor de microfoon voor een podcastinterview. Deze podcast kan je hier beluisteren.