Brandveiligheid van gebouwen: de theorie en de praktijk

De eisen omtrent brandveiligheid zijn vastgelegd in het K.B. "Basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing" en in een reeks bijkomende reglementen in functie van het type gebouwen. Op 19 en 26 januari organiseerde Protect twee infoavonden, respectievelijk in Gent en Mechelen, omtrent brandveiligheid. Sprekers van dienst waren Christophe Roelandt (directeur Protect), Sven Eeckhout (ing. Senior Hoofdadviseur WTCB) en Yves Martin (ir. Afdelingshoofd WTCB).

Brandveiligheid van gebouwen: Theorie en praktijk

Tijdens het seminarie Brandveiligheid in Gebouwen, dat georganiseerd werd in Gent en Mechelen, werd er stilgestaan bij het wetgevend kader, waarna in het praktisch luik de correcte plaatsing van brandwerende doorvoeringen en deuren toegelicht werd. Tot slot werd er ook dieper ingegaan op de compartimentswanden bij industriegebouwen, alsook hoe men brandvoortplanting via gevels kan trachten te voorkomen.

 

Wetgevend kader

De Belgische reglementering omtrent brandveiligheid is verspreid over verschillende bestuursniveaus. Zo staat de Federale Overheidsdienst (FOD) Binnenlandse zaken in voor de basisreglementering met betrekking tot brandveiligheid van gebouwen. Daarnaast kunnen de verschillende gemeenschappen en gewesten deze basisreglementering aanvullen met eigen reglementeringen waarvoor ze specifiek bevoegd zijn. Zo heeft bijvoorbeeld de Vlaamse Gemeenschap een specifieke reglementering uitgewerkt voor ouderenvoorzieningen. Deze vormt een aanvulling met specifieke bijkomende eisen op het Koninklijk Besluit “Basisnormen”. Een overzicht van de wetgeving vindt u terug op deze websites: www.normen.be en www.besafe.be.

Normaal dient elk gebouwontwerp te voldoen aan de geldende reglementering. Wanneer er toch een aantal punten zijn die niet beantwoorden aan de regelgeving kan men eventueel een afwijking aanvragen. Men moet dan een afwijkingsdossier indienen bij de voor deze wetgeving bevoegde instantie. Het spreekt voor zich dat men zal moeten aantonen dat men op de punten waarbij men de reglementering niet naleeft, een equivalent veiligheidsniveau bereikt door het treffen van bijkomende maatregelen met betrekking tot de brandveiligheid.

 

Brandwerende doorvoeringen en deuren

Aan de hand van een groot aantal voorbeelden uit de praktijk werden enkele veel voorkomende fouten bij de uitvoering van brandwerende doorvoeringen en deuren toegelicht. De wetgeving stelt dat de doorvoering van leidingen en andere verzwakkingen de brandweerstand van de wand niet mag verzwakken. Men zal met andere woorden ter hoogte van doorvoeringen en andere verzwakkingen in brandwerende wanden maatregelen moeten treffen om een verspreiding van een brand naar een naastliggend compartiment te vermijden. Bij de doorvoering van leidingen kan men gebruikmaken van de type-oplossingen die opgenomen zijn in bijlage 7 van het Koninklijk Besluit “Basisnormen” , waarvoor men geen classificatiedocument dient voor te leggen. Hierbij is het van belang dat men deze uitsluitend kan toepassen als het praktijkgeval in het toepassingsdomein (enkelvoudige doorvoering, maximale diameter van de leidingen, …) van de type-oplossing valt. Indien men buiten het toepassingsdomein van de type-oplossingen valt, zal men gebruik moeten maken van een specifieke brandwerende voorziening. Aan de hand van de Technische Voorlichting 254 “Brandveilig afdichten van doorvoeringen in brandwerende wanden – Voorschriften en plaatsing”, waarin een honderdtal fiches opgenomen zijn met de belangrijkste aandachtspunten voor de correcte plaatsing van brandwerende doorvoeringen in brandwerende wanden.

Bij brandwerende deuren werd er naast een correcte plaatsing, die toegelicht werd aan de hand van de Technische Voorlichting 234 “Plaatsing van brandwerende deuren”, de aandacht gevestigd op de eis EI1 in België.


Brandvoortplanting via gevels

In de publicatie in het Koninklijk Besluit “Basisnormen” van 12 juli 2012 zijn eveneens eisen opgenomen om brandvoortplanting via gevels te voorkomen. Zo dient men trachten te voorkomen dat de brand zich voortplant via de binnenzijde en langs de buitenzijde. Om de brandvoortplanting langs de binnenzijde te vermijden moet de aansluiting tussen de compartimentsvloeren en de gevel minstens een brandweerstand EI 60 bereiken. Indien deze voeg kleiner is dan 20 mm mag men bij lage gebouwen de voeg afdichten met een vervormbaar product (soepele voeg). Om het risico op brandvoortplanting langs de buitenzijde van middelhoge en hoge gebouwen (voor lage gebouwen zijn er immers geen eisen) te beperken kan men één van volgende maatregelen treffen:

  • een vlamdicht gevelelement E 60 met een minimale ontwikkelde lengte ter hoogte van de compartimentsvloer van 1 m
  • een lamdichte gevel E 30 over de volledige gebouwhoogte
  • een vlamdichte gevel E 60 1 niveau op 2
  • alle langs de gevel gelegen compartimenten uitrusten met automatische sprinklerinstallaties

Tijdens het seminarie werd dieper ingegaan op het vlamdicht gevelelement E60 (WTCB-dossiers nr. 2015/03.07 "Nieuwe oplossingen voor houtskeletgevels die voldoen aan de brandveiligheidseisen."), waarvoor er binnen het project DO-IT Houtbouw een geteste oplossing ontwikkeld werd.

 

Compartimentswanden bij industriegebouwen

Tot slot werd er stilgestaan bij de Technische Voorlichting 256 “Ontwerp en uitvoering van industriegebouwen in overeenstemming met de brandveiligheidseisen” en meer specifiek bij de uitvoering en opvatting van compartimentswanden bij industriële gebouwen. De brandweerstand van de compartimentswanden (alle horizontale en verticale wanden tussen twee compartimenten) moet minstens gelijk zijn aan EI 60 voor klasse A en aan EI 120 voor de klassen B en C. Indien er verschillende voorschriften uit het Koninklijk Besluit van toepassing zijn op een element, zijn het de strengste eisen die in aanmerking genomen moeten worden voor de gemeenschappelijke delen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor een gebouw met twee compartimenten, waarvan het eerste onder bijlage 2 en het tweede onder bijlage 6 van het Koninklijk Besluit “Basisnormen" valt. 

De aansluiting van de compartimentswand met het dak of de gevel moet zodanig ontworpen worden dat het verspreidingsrisico van de brand en de rook naar het aangrenzende compartiment beperkt wordt. Hiertoe wordt er in bijlage 6 respectievelijk voorgesteld om de compartimentswand 1 m boven het dak of 50 cm uit het gevelvlak te laten uitsteken.
Voor het ontwerp van de compartimentswanden zijn er drie typologieën:

  • ontdubbeling van de compartimentswand en de draagstructuur. Beide wanden zijn onafhankelijk van elkaar, worden bevestigd aan hun eigen draagstructuur en beschikken elk over de vereiste brandweerstand (EI 60 of EI 120). De aan de brand blootgestelde wand mag bezwijken, aangezien de tweede wand ondersteund wordt door de koel gebleven draagstructuur aan de niet-blootgestelde zijde
  • enkelvoudige compartimentswand met ontdubbelde draagstructuur. Het gaat hier om een enkelvoudige wand die met smeltankers aan een stalen draagstructuur bevestigd wordt die zich aan weerszijden van de wand bevindt. De smeltankers zorgen ervoor dat de draagstructuur aan de getroffen zijde losgekoppeld wordt van de wand. Zodoende blijft deze laatste ondersteund door de draagstructuur aan de ‘koude’ zijde en bestaat er geen risico op instorting
  • enkelvoudige compartimentswand met enkelvoudige draagstructuur. Het gaat hier doorgaans om een draagstructuur uit beton of beschermd staal, zodat de brandweerstand toereikend is (R 60 of R 120, naargelang van de vereisten voor de compartimentswand).
Bron: Protect
Deel dit artikel:
Onze partners