Brandveiligheid kan een complexe kwestie zijn, en dat eens te meer als er verlaagde plafonds in het gebouw aanwezig zijn. In zijn Technische Voorlichting nr. 232 gaat het
WTCB dieper in op de eisen die qua brandweerstand opgelegd worden aan verlaagde plafonds.
DefinitieDe brandweerstand van een bouwelement kan omschreven worden als de tijdspanne waarin dit bouwelement zijn functie(s) (scheidingsfunctie, dragende functie, brandweerstand en/of thermische isolatie) op efficiënte wijze kan blijven uitoefenen in geval van brand.
In tegenstelling tot de brandreactie is de brandweerstand van een materiaal enkel van belang na de volledige ontwikkeling van de brand. Bij een volledig ontwikkelde brand moet de brandweerstand van de bouwelementen (binnenwanden, deuren, balken, kolommen, …) de compartimentering verzekeren om een te snelle verspreiding van de brand naar de andere ruimten te vermijden.
Bovendien moet ze de stabiliteit van de volledige structuur of van zijn onderdelen garanderen teneinde de evacuatie van de bewoners en de interventie van de brandweer toe te laten. Zo wil men het verder verspreiden van de brand naar andere ruimten beperken (door middel van compartimentering) de stabiliteit van de structuur verzekeren.
De tijd/temperatuur-curve voor het verloop van een brandClassificatieDe brandweerstand werd in België beoordeeld volgens de Belgische norm NBN 713-020. Deze werd uitgedrukt in een tijd Rf die overeenstemt met het aantal uren dat een bouwelement gelijktijdig voldoet aan de criteria stabiliteit (R), vuurdichtheid (E) en thermische isolatie (I). Sinds de Europese harmonisatie werden er ter vervanging van dit Belgische brandweerstandsconcept Euroklassen van brandweerstand (in minuten) ingevoerd, die beschreven worden in de classificatienorm NBN EN 13501-2, die op zijn beurt naar een reeks proefnormen verwijst. Deze Belgische proefnorm zal op termijn vervangen worden door de Europese (een proefnorm per type element).
Het Europese classificatiesysteem voor bouwproducten steunt voornamelijk op hun brandweerstandsprestaties. De vier belangrijkste criteria die hierbij beschouwd worden, zijn :
-
het draagvermogen R: dit begrip, dat uitsluitend van toepassing is op dragende elementen (kolommen, vloeren, muren, …), wordt gedefinieerd als de eigenschap van een bouwelement om onder specifieke mechanische belastingen gedurende een bepaalde tijd weerstand bieden tegen een brand zonder verlies van zijn structurele eigenschappen
-
de vuurdichtheid E: dit begrip houdt in dat een bouwelement geen openingen mag vertonen(zoals barsten, scheuren, opengaande voegen, …) waarlangs een vrij groot debiet aan rookgassen zou kunnen doordringen naar het aanpalende compartiment en er brand zou kunnen veroorzaken omwille van de hoge temperatuur ervan
-
de thermische isolatie I: dit criterium beperkt de toegelaten temperatuursstijging van de van de oven afgekeerde zijde van het proefelement
-
de straling W: dit criterium, dat op dit ogenblik nog niet van toepassing is in België, garandeert dat een bouwelement zodanig beschermd wordt dat de warmtestraling aan de niet-brandzijde gedurende een bepaalde tijd niet hoger wordt dan 15 kW/m2.
Deze criteria kunnen eventueel vervolledigd worden door M (mechanische impact), C (automatische sluiting), S (rookdichtheid), ...
(...)
BrandweerstandsproevenWat de brandweerstand betreft, kunnen verlaagde plafonds onderverdeeld worden in :
- plafonds met een intrinsieke brandweerstand (beproefd volgens de norm NBN EN 1364-2)
- plafonds die dienst doen als horizontaal beschermingsmembraan voor de draagstructuur en die deze bijgevolg beschermen tegen brand (beproefd volgens de technische specificaties NBN CEN/TS 13381-1) of plafonds die deel uitmaken van de vloer of het dak (beproefd volgens de norm NBN EN 1365-2).
Het verlaagde plafond – dat al dan niet getest wordt samen met de draagstructuur waaraan het zal worden opgehangen – vormt de afsluiting van de proefoven.
Bij brandweerstandsproeven vormt het verlaagde plafond de afsluiting van de ovenDe proef op verlaagde plafonds met een intrinsieke brandweerstand wordt in de Europese norm NBN EN 1364-2 beschreven. Volgens de proefmethode gebeurt de thermische aanval zowel onder als boven het verlaagde plafond. Een thermische aanval boven het verlaagde plafond wordt uitgevoerd om een brand in het plenum te simuleren tussen het verlaagde plafond en de draagstructuur. Deze proef op plafonds met een intrinsieke brandweerstand laat enkel een EI classificatie toe. Een R-klassement is volgens de Europese proef niet mogelijk aangezien een verlaagd plafond geen dragend element is.
(...)
Een verlaagd plafond dat ook bijdraagt tot de brandweerstand van de bovenliggende structuur (liggers en/of vloeren) kan beproefd worden volgens de Europese norm NBN EN 1365-2. De proef levert een classificatie (Europese classificatie RE of REI) op voor het volledige systeem (i.e. voor de bovenliggende structuur samen met het verlaagde plafond). De intrinsieke brandweerstand van het verlaagde plafond wordt niet nagekeken en in principe geldt het proefverslag alleen voor de beproefde bovenliggende structuur (staal, beton, staal-beton, hout, ...).
(...)
Eisen met betrekking tot de brandweerstandIndien er brandeisen gesteld worden aan een product, dient de ontwerper systemen voor te schrijven die aan de gestelde criteria voldoen.
De Belgische normen en reglementering voor brandveiligheid eisen doorgaans dat de verlaagde plafonds gedurende 1/2 u moeten voldoen aan het stabiliteitscriterium: ‘In de evacuatiewegen, de voor het publiek toegankelijke lokalen en de gemeenschappelijke keukens hebben de verlaagde plafonds een stabiliteit bij brand van 1/2 u’. In de ons omringende landen zijn dergelijke eisen niet gebruikelijk. Deze strenge Belgische eisen hebben tot doel de veiligheid van de personen en van de interventiediensten te verzekeren door een volledige instorting van het plafond te vermijden. Deze eis moet bovendien na een brand een bepaalde begaanbaarheid van de vluchtwegen en van bepaalde lokalen garanderen.
De ruimte tussen het verlaagde plafond en de draagvloer wordt opgedeeld in verschillende delen door de verlenging van de verticale wanden waarvoor een brandstabiliteit van Rf 1/2 u (of EI 30 in de Europese classificatie) geldt.
Vooral branden in verdekte ruimten zoals in een plenum boven een verlaagd plafond, vormen een specifieke bedreiging voor de brandweer. De proef met de thermische aanval boven het verlaagde plafond wordt echter niet weerhouden in de Belgische reglementering. Dit risico op brandverspreiding is nochtans allerminst te verwaarlozen. Volgens het Koninklijke Besluit ‘Basisnormen’ dient het plenum, indien dit niet is uitgerust met een automatische blusinstallatie, zodanig gecompartimenteerd te worden dat elk apart compartiment kleiner is dan 25x25 m2. Men kan een dergelijk compartiment verwezenlijken door middel van verticale scheidingen met Rf 1/2 u (of EI 30 in de Europese classificatie).
Daarnaast kan men ook actieve maatregelen nemen (bv. automatische branddetectiesystemen, automatische blusinstallatie) om dit risico te verminderen. De voorschriften met betrekking tot automatische branddetectiesystemen bevelen in bepaalde gevallen trouwens aan om de verdekte ruimten boven het verlaagde plafond te surveilleren.
In sommige specifieke gevallen kan men een brandweerstand Rf 1/2 u (of EI 30 in de Europese classificatie) eisen voor het verlaagde plafond. Indien tijdens de constructie van het gebouw de toewijzing van de ruimte nog niet bepaald is (bv. evacuatiewegen), kan het nuttig zijn een brandwerend verlaagd plafond te voorzien. Op die manier moet men na de definitieve toekenning van de lokalen in het gebouw geen brandwerende wanden meer plaatsen doorheen het verlaagde plafond, noch branddammen voorzien in het plenum.
Dit is een uittreksel uit Technische Voorlichting 232 “Verlaagde plafonds” van het WTCB. De volledige tekst kan u hier raadplegen.
Abonnee worden? Klik dan op deze link.