De Brusselse architect Lucien Kroll is maandag op 95-jarige leeftijd overleden. Samen met zijn echtgenote Simone realiseerde hij meer dan 100 projecten waarvan het bekendste ongetwijfeld La Mémé is. Dit iconische gebouw realiseerde Atelier Kroll in nauwe samenspraak met de studenten voor wie het bestemd was op de medische faculteit van de Université Catholique de Louvain. Vorig jaar werd het ontwerperskoppel nog bekroond met de Lifetime Achievement Award van de allereerste Brussels Architecture Prize.
La Mémé, het Brusselse metrostation Alma, tal van scholen, woningen en zorggebouwen in onder meer Frankrijk, Italië, Duitsland en Nederland, het zijn slechts enkele voorbeelden van het oeuvre van Simone en Lucien Kroll. “Pioniers op vlak van ecologie en participatie.” “Tegendraadser en anarchistischer dan ooit tevoren.” Zo omschreef de jury van de Brussels Architecture Prize het ontwerpersduo vorig jaar nog, toen ze bekroond werden met de Lifetime Achievement Award.
Ook onze huiscolumnist Filip Canfyn had niets dan bewondering voor Lucien Kroll. Bij wijze van hommage publiceren we hier de Steen & Been die hij in 2016 over de Brusselse architect publiceerde onder de titel 'Pépé en Mémé'.
Wie kent Lucien Kroll nog? Deze architect wordt volgend jaar 90, heeft momenteel een tentoonstelling in Bozar lopen maar sukkelt stilaan in de vergetelheid. En toch heeft hij één van de meest iconische gebouwen van zijn tijd getekend, een werkstuk, dat spijtig genoeg vooral in buitenlandse overzichtsgidsen staat maar hier met de rug aangekeken wordt: de Mémé in Sint-Lambrechts-Woluwe.
Pépé Kroll is een schenenstampende architect, die gans zijn leven ageert tegen loutere -ismen in de architectuur, zoals modernisme, formalisme, dogmatisme en bovenal egocentrisme. Einde jaren zestig mag hij, vlak naast het universitair ziekenhuis van Henri Montois, de studenteninfrastructuur (de Maison Médicale alias Mémé, 1969-1974) ontwerpen. Het worden vijf jaren van ruzie en polemiek, waarbij op de werf iedereen met iedereen in de clinch raakt en Lucien alle bruggen verbrandt. Het gebouw krijgt wel veel internationale aandacht, om twee redenen. Eén, omwille van het proces: de studenten hebben volmondig in het ontwerp kunnen participeren. Twee, omwille van het product: de architectuur wordt overladen met superlatieven. Je kan inderdaad niet naast de Mémé kijken, als toonbeeld van beheerste chaos en spontane vakkundigheid, alsof Gaudi en Mondriaan samen aan de tekentafel stonden. Het is sappige architectuur, die het credo van Kroll dat herhaling een misdaad is flamboyant huldigt. Iemand zei ooit dat het op nieuwbouw lijkt, die al honderd keer verbouwd is of door een zelfbouwer gerealiseerd werd.
Lucien wordt daarna geen sant in eigen land meer maar verdient vandaag alle respect voor zijn ontwerp van een intelligente ruïne (bOb!), die een minimale structuur krijgt om ontelbare flexibele invullingen levenslang mogelijk te maken.
Mijn hoofdstedelijk lijfblad, ‘Bruzz’, slaat op 1 september 2016 alarm onder de kop “Wereldvermaarde studentenwoningen staan te verkommeren”. Het gebouw, dat nog altijd in buitenlandse architectuurboeken geprezen wordt als een must see van vorige eeuw, oogt vandaag ononderhouden en verwaarloosd en blijft dus binnenlands misprezen en miskend. Er moet dringend iets gebeuren.
Dit is nu al de derde keer in korte tijd, na het zwembad van Felix-Tanghe en de kapel van Lampens, dat we ons de vraag moeten stellen wat het maatschappelijk lot is van goede architectuur, die amper of zelfs geen vijftig jaar oud is en die zowel het recht als de kwaliteit bezit om voort te bestaan. Procedureel beschermen is één ding maar bewaren, verzorgen en in de watten leggen kan al een stap in de goede richting betekenen. Moedwillig laten kapotgaan is als herhaling: een misdaad.