Brusselse bel-etage revisited

Een perceel tussen twee rijwoningen in een Brusselse woonwijk. Een opdrachtgever wou precies daar een thuis voor zowel zijn gezin als zijn kunstcollectie. Urban Platform formuleerde een origineel en doeltreffend antwoord op dit programma met twee totaal verschillende architecturale logica’s. Met een cruciale rol voor beton waarvan de eigenschappen ten volle benut worden om de ruimte te vergroten en daglicht binnen te trekken zodat het geheel tot leven komt.

Een heel speciale wedstrijd voor een heel speciale vraag Urban Platform werd opgericht in 2000. In het algemeen is het bureau eerder gespecialiseerd in de ontwikkeling van omvangrijke projecten voor de overheid of grote private ontwikkelaars – en ontwerpt het quasi geen eengezinswoningen. Maar het voorstel was te aanlokkelijk. Een uitgeweken koppel, gebeten door kunst en architectuur, dat graag een gebouw wou laten optrekken dat moest voldoen aan drie schijnbaar onverenigbare ambities: alle noodzakelijk comfort bieden voor het gezinsleven, zichzelf weggommen ten voordele van de kunstwerken waarvoor het als een schrijn zou dienen en een grafische architectuur opleveren die op zich al een kunstwerk is…   

Om zeker te zijn dat het gebouw voldeed aan de som van hun eisen, selecteerden de opdrachtgevers zorgvuldig drie architectenbureaus om deel te nemen aan een privéwedstrijd. In de opdracht die de drie kandidaten ontvingen, schemerden echte kennis en een groot respect voor architectuur door. Al deze factoren brachten Urban Platform ertoe om deze ongekende uitdaging aan te nemen zonder enige zekerheid dat ze tot een goed einde gebracht kon worden. Toch werd het bureau door de opdrachtgever uitgekozen.

 

Gevoelige inplanting

Eerste moeilijkheid: de woning is gelegen op een heel smal en diep perceel. De straatgevel is naar het zuiden gericht en de tuin naar het noorden. De uitdaging bestond er dan ook in om een woningbouwproject te ontwerpen waar binnen die beperkte breedte en moeilijke oriëntatie grote ruimtes ontstonden waar voldoende natuurlijk licht binnenviel. Bovendien moest het volume van het gebouw zich harmonieus integreren in een stedelijke omgeving gekarakteriseerd door typische Brusselse woningen van eind 19de, begin 20ste eeuw, maar wel met een eigen hedendaags voorkomen. Het project sluit aan bij het volume van de buurwoningen.

Voor de organisatie in de hoogte herneemt de woning het typisch gabarit van de straat, zijnde een tuinniveau op een halve verdieping lager dan de straat (met hierin de garage), het gelijkvloers dat half opgetild is, twee verdiepingen en een niveau onder het dak. Zelfs al moesten er voor het project verschillende afwijkingen aangevraagd worden, toch werden deze zonder probleem toegekend, gezien de woning zich nergens afzet tegen de omgeving. Daarin ligt de echte verdienste van deze realisatie dat zij erin slaagt om eruit te springen en zich tezelfdertijd perfect te integreren. 

Het uiteindelijk ingediende voorstel van de architect toont een erg minimalistisch beeld. De witte façade is geritmeerd volgens grote openingen die het natuurlijke licht regelen. De gevel verbergt bovendien een spel van volumes binnenin, vol holtes en schuine hoeken. Het project knoopt aan bij de traditie van klassieke Brusselse woningen met hun drie kamers in enfilade door de positie van de dienstruimtes langs de gemene muur. Daartegenover wijkt het ontwerp er fundamenteel van af door de manier waarop er met het licht wordt gespeeld. De smalheid van het perceel en de diepte van de woning leidden immers tot de creatie van een intern volume vormgegeven door schuine lijnen die de leefruimtes vergroten. Deze “vide” – een soort immateriële ruggengraat van het gebouw – wordt gebruikt om het natuurlijk licht te leiden van het dak door het midden van het huis tot op de verschillende verdiepingen.

In dit opzicht is er niets nieuws aan. Dit architecturale principe werd namelijk al in het begin van de 20ste eeuw toegepast, denk maar aan de woningen die Victor Horta realiseerde, maar het valt hier op door een hedendaagse herlezing. De vide brengt een nieuwe schaalbeleving in het interieur van het gebouw. De verschillende gewaagde architecturale vormen die zo ontstaan, zorgen ervoor dat alle mogelijke kunstwerken zoals sculpturen, schilderijen en foto's ten volle tot hun recht komen. Het biedt ook zichtassen in verschillende richtingen doorheen de leefruimtes en speelt meteen ook een doorslaggevende technische rol in de ventilatie van dit huis dat voldoet aan de “zeer lage energie”-norm. 

 

In twee delen opgesplitst

Om licht te trekken in de volledige woning, is deze verticaal verdeeld in twee gelijke delen over de vier verdiepingen door een vide die het hele gebouw doorkruist van boven naar beneden. In het laagste deel (op de onderste twee niveaus), uitgewerkt rond de lichtschacht, bevinden zich de leefruimtes. De nachtzones bevinden zich verticaal gezien in de uiterste hoeken: met de kamer van de opdrachtgevers op het niveau van de tuin en de andere slaapkamers op de derde en vierde verdieping is het mogelijk om deze ruimtes helemaal privé te maken.

De gelijkvloerse verdieping, op haar beurt, loopt door tot buiten de woning en eindigt in de tuin in de vorm van een terras. Volgens de wensen van de opdrachtgever is de woning zo ontworpen dat ze op termijn omgevormd kan worden in twee triplexappartementen met aparte ingangen. 

 

Beton, een evidente keuze

De keuze voor beton als belangrijkste materiaal voor dit huis lag voor de hand, om twee belangrijke redenen. Ten eerste is het structureel gezien duidelijk de meest aangewezen oplossing om de complexe geometrie van het interieur te realiseren. Het beton stelde de architecten in staat de gewenste vormelijke expressie tot leven te brengen, zonder dat het skelet van de woning binnenin zichtbaar zou zijn. Ten tweede is het vanuit energetisch oogpunt interessant, gezien de thermische inertie van beton temperatuurpieken kan opvangen. Daarenboven was de bodem weinig stabiel op die plek, zodat gekozen werd voor paalfunderingen met een funderingsplaat om de lasten zo goed mogelijk te verdelen (in dit geval een plaat met een dikte van 15 centimeter, wat heel erg weinig is voor een gebouw van dit type).

Twee dunne betonwanden stutten de muren van de buurwoningen en fungeren als draagelementen. De door de architecten ontworpen lichtschacht bracht wel enkele uitdagingen met zich mee, gezien de vide niet op elk niveau exact dezelfde vorm heeft. Daarom liet het studie- en stabiliteitsbureau UTIL een ter plaatse gestorte ringbalk in gewapend beton realiseren.   

 

Een ‘kameleon‘-façade

De façade werd helemaal uitgevoerd in geprefabriceerd beton bedekt met een witte bepleistering op een isolatielaag. Hierdoor bestaat ook de gevelafwerking uit een uitgesproken mineraal materiaal en bovendien op zo'n manier dat het materiaal vervaagt ten voordele van de vorm zonder enige esthetische versieringen: eenvoud voor alles. Er moest hiervoor een afwijking aangevraagd worden omdat witte bepleistering niet voorkwam op de lijst van toegestane materialen. Nochtans zijn er wel sporen van terug te vinden bij bepaalde woningen in de buurt in de decoratie of bekleding.

De ontwerper slaagde erin om zowel de eenvoud van de architecturale expressie aan te tonen als de wijze waarop het gebouw inspeelt op zijn omgeving zonder alle aandacht op te eisen. Het is overigens opmerkelijk hoezeer deze maagdelijk witte gevel die, de facto, contrasteert met zijn buren, erin slaagt om er zowel uit te springen als zich in de rij te voegen. De gevel is doorsneden door grote beglaasde openingen geaccentueerd door fijne kaders in aluminium. Deze openingen zijn uitgelijnd op deze van de aansluitende huizen waarvan ze een echo vormen, terwijl ze hun hedendaags karakter tonen. En om die herinterpretatie te vervolledigen staat er op het hoogste niveau een dakvolume in donkergrijs zink, met verticale elementen, dat knipoogt naar het uitzicht van het mansardedak van zijn buur.

Het enige element dat sterk opvalt, is een uitsprong die het belangrijkste raam omkadert. Het kader uit geprefabriceerde betonnen elementen gaat perfect op in de rest van de gepleisterde gevel. De erker wordt bijna nooit verduisterd waardoor de grens tussen publieke en private ruimte vervaagt als om passanten eraan te herinneren dat er binnen-in niet enkel een familie huist, maar ook een kunst-galerie die gemaakt is om gezien te worden. Of op zijn minst een glimp ervan op te vangen. 

 

Zeer-lage-energiewoning

Verschillende elementen dragen ertoe bij dat dit een zeer-lage-energiewoning is. Er is vooreerst de compactheid van het gebouw, samen met de grootte van de raamopeningen in de gevel, volledig op het zuiden gericht. Hierdoor kan maximaal geprofiteerd worden van passieve zonnewinsten. Daarnaast is er nog de opbouw van de buitenschil, waarbij de ononderbroken isolerende drager een dikte van 25 cm heeft (pleisterwerk op isolatie). Deze drie elementen bieden al talloze voordelen op het gebied van thermisch comfort.

Daar komen nog de installaties bij die leiden tot een rationeel energieverbruik zoals een bodem/waterwarmtepomp gekoppeld aan thermische zonnepanelen op het dak die een vloerverwarming (en radiatoren van de twee badkamers) voeden, alsook een mechanische balansventilatie met warmteterugwinning. Dankzij dit geheel aan maatregelen is de warmtevraag in deze woning herleid tot 22 kWh/m /jaar, wat 2 voldoet aan de standaard “zeer lage energie” zoals beschreven door het Brussels Hoofd-stedelijk Gewest (netto verwarmingsbehoefte lager dan 30 kWh/ m /jaar).

 

Bruut beton

Terwijl, in het interieur, de structuur van het volume gekenmerkt wordt door haar complexiteit met afwisseling van hol en vol, onderscheidt de inrichting zich voor de rest eerder door haar minimalisme. Daar is alles enkel luxe, rust en uitgepuurdheid. Aangezien het huis bovenal kunstwerken moest onderbrengen, werd de voorkeur gegeven aan neutrale kleuren, ook voor de materialen. Omdat de eigenaar te kennen had gegeven graag een muur in glad beton te hebben, stelde de architect als alternatief voor om enkele prefabpanelen in industrieel glad beton (“premuren”) zichtbaar te laten.

Deze oplossing is zowel sneller als meer economisch, met bovendien een erg minerale look die overeenkomt met de smaak van de opdrachtgever. Deze “premuren” bleven zichtbaar – hetgeen zelden voorkomt in woningbouw – en moesten bijgevolg met de grootste zorg behandeld worden. Het was dus belangrijk dat deze boodschap doorkwam bij elke schakel van het bouwproces, van de fabrikant tot de aannemer… Wat niet altijd het geval geweest is, want de panelen hebben enkele beschadigingen opgelopen tussen de fabriek en de plaatsing op de werf. Maar dat vormt een beetje de magie van beton dat een natuurlijk materiaal is: het blijft aantrekkelijk, zelfs met zijn imperfecties. Net door het contrast met de andere muren, met hun helderwitte kleur, ontstaat een harmonieus geheel.

Bron: Febelcem
Deel dit artikel:
Met medewerking van
Onze partners