Architecten hebben het anno 2017 niet altijd even makkelijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Kwalitatieve ontwerpen afleveren tegen een steeds krappere verloning: het is een negatieve spiraal die het metier sterk onder druk zet. Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck beseft dat het dringend tijd is voor een structurele oplossing: “De combinatie van het gegeven dat architecten verplicht moeten worden aangesteld en het feit dat het aanbod aan architecten te groot is, maakt dat we al te vaak worden beschouwd als een noodzakelijk kwaad. Onze architecten moeten dan ook solidair zijn en ongeschikte projecten durven weigeren.”
Een aantal weken geleden opperde Leo Van Broeck op een interviewavond van Archipel in Gent dat het misschien geen slecht idee is om af te stappen van de verplichte aanstelling van een architect. “Een oneliner die enigszins uit de context gerukt is, maar die wel illustratief is voor het pleidooi dat ik wilde houden”, gaf Van Broeck aan in een diepte-interview met Architectura. “Het probleem is een stuk complexer, maar ik vind wel dat dergelijke heilige huisjes gerust in vraag mogen worden gesteld. Dat er in andere landen soms veel betere architectuur gemaakt wordt en dat ontwerpers er doorgaans meer loon naar werken krijgen, stemt tot nadenken. Het debat rond de leefbaarheid van het architectenberoep heeft nood aan verdieping. Ik vind dat we heel het huidige bestel in vraag moeten kunnen durven stellen, en dus eventueel ook de wet van 1939. Niet dat ik zelf al een pasklaar alternatief voorhanden heb, ik stel alleen vast dat het metier in andere landen veel beter gewaardeerd wordt – zowel inhoudelijk als financieel.”
Durven weigeren
Van Broeck meent dat architecten de ommekeer zelf in gang kunnen zetten door slecht betaalde opdrachten principieel te weigeren. Al is het dan uiteraard wel belangrijk dat iedereen dit gentlemen’s agreement respecteert. “Ons werk neemt toe en onze erelonen krimpen – kortom: het klopt niet meer. Maar zolang we als architecten niet aan één zeel trekken en niet durven opkomen voor onze (bestaans)rechten, zal er weinig veranderen. Momenteel vinden bouwheren altijd wel iemand die hun gebouw voor een hongerloon wil ontwerpen. Als Vlaams Bouwmeester wil ik best wel hogere honoraria onderhandelen, op voorwaarde dat onze architecten ongeschikte projecten durven weigeren – hetzij omdat de verloning niet navenant is, hetzij omdat de opzet ervan indruist tegen de bestaande ruimtelijke noden. We hebben de deontologische plicht om het algemeen belang te dienen, en niet alleen dat van onze klanten. Architecten moeten opnieuw hun maatschappelijke rol opnemen. Ik besef dat het momenteel erg moeilijk is om opdrachten te weigeren zonder je broek eraan te scheuren of zelfs failliet te gaan. We doen dan ook ons best om de vergoedingen omhoog te krijgen, zodat het in de toekomst wél zal kunnen. Om het beroep leefbaar te houden, zouden de erelonen quasi moeten verdubbelen. Een moeilijke uitdaging als je vertrekt vanuit een traditie waarbij alles liefst zo goedkoop mogelijk gehouden wordt.”
"Onze architecten moeten dan ook solidair zijn en ongeschikte projecten durven weigeren."
Op naar correcte verloning
Van Broeck tracht de ereloonkwestie onder meer aan te kaarten aan de hand van de recente werktijdmetingen van de KU Leuven, die aangeven hoeveel tijd architecten besteden aan bepaalde types projecten. “Ik geloof dat dit een goede basis is om op verder te werken, want ook de overheid heeft baat bij een gezonde sector – de meeste architectenbureaus betalen amper belastingen omdat ze quasi geen winst maken. De correcte verloning van architecten creëert met andere woorden een win-winsituatie. Ik zou willen evolueren naar een situatie waarbij architecten in de wedstrijdfase aan kostprijs kunnen werken – een schetsontwerp maken heeft immers een contractuele ereloonwaarde. Voorheen werd in de Open Oproep 1 procent van de bouwkost verdeeld over de vijf genomineerde architectenbureaus (0,2 % per bureau), maar eigenlijk heeft elk bureau 0,5 % nodig. Corebusiness moet op zijn minst zonder verlies vergoed worden. Je vraagt aannemers toch ook niet om elk een stuk van de ruwbouw te metselen, om vervolgens één partij aan te stellen die de klus mag klaren en de rest slechts 20 % van de geleverde metselwaarde uit te betalen?”