Eurogare heeft aan
Canevas de opdracht toevertrouwd voor het ontwerp en de werfopvolging van vijf seincabines in Wallonië - in Luik, Bergen, La Louvière, Libramont en Monceau, voor Infrabel. Deze gebouwen, gelegen in de nabijheid van stations of spoorwegen, hebben een verschillende grootte en bevatten technische lokalen, informaticalokalen, een zaal voor verkeersbeheer en, in sommige gevallen, ook kantoren en werkplaatsen (bron:
Belgische Baksteenfederatie).
Om een verbinding tot stand te brengen tussen de verschillende uitvoeringen en om de korte termijnen van de studie die door de bouwheer werden opgelegd te respecteren, is Canevas de uitdaging aangegaan om een gemeenschappelijk ontwerp voor de vijf projecten te maken, waarbij het nadenken over een bepaalde site ook invloed had op het concept van de andere sites. Op die manier tonen de verschillende ontwerpen een aantal gelijkenissen.
Tijdens deze ontwerpfase bleef men echter voldoende soepel om de bijzonderheden van elke site te integreren en varianten van eenzelfde type te bestuderen. Er zijn verschillende factoren die aan de basis kunnen liggen van het bijzondere karakter van elk gebouw. De schaal van het project is een eerste gegeven, de stedenbouwkundige voorschriften een tweede. Terwijl bijvoorbeeld de vier andere ontwerpen een plat dak hebben, moest de site van Libramont gebouwd worden met een hellend dak. Ook de grond, door zijn geometrie en toegankelijkheid, is uiteraard voor een stuk meebepalend voor de vorm van het gebouw. Op de site van Luik een “uitsnijding” in de volumetrie doorgang laat aan de hulpdiensten. Ten slotte hebben ook de door Infrabel opgelegde technische en veiligheidsbeperkingen geleid tot bepaalde bijzonderheden, zoals bijvoorbeeld de controlekamer die werd ingericht in een overhangend gedeelte op de site van Bergen, of de vensters voor de seincabine van Monceau om een rechtstreeks zicht op de sporen te hebben.
Er is hier duidelijk geen sprake van architectuur om de architectuur. Door de functie zelf van de gebouwen moest de architectuur integendeel erg sober, verzorgd en doordacht zijn - een duurzaam en “beredeneerd” ontwerp dus. Dat resulteert in een tamelijk monolithisch gebouw waarbij het baksteenmetselwerk volledig tot zijn recht komt.
Baksteen kreeg om verschillende redenen de aandacht van de projectuitvoerders. Enerzijds omwille van zijn tijdloos karakter, anderzijds voor zijn duurzaamheid. Overigens wordt zo niet alleen aangesloten bij de bestaande bouwcontext in heel Wallonië, maar ook bij de geschiedenis van het bouwpatrimonium van de Belgische spoorwegen. De vijf seincabines vormen dan ook een hedendaagse interpretatie van een lange bouwtraditie met baksteen.
De architecten hebben deze aanpak nog verder uitgewerkt met een bijkomend gemeenschappelijk kenmerk tussen de vijf gebouwen, namelijk de levendigheid van de gevels, die werd gecreëerd door steenverbanden: in reliëf geplaatste of inspringende bakstenen, claustra, … Dit spel van steenverbanden blijft discreet en subtiel en vormt een tegengewicht voor de keuze van een baksteen met een zeer uitgesproken karakter, namelijk een eerder onregelmatige steen met een roodbruine kleurschakering.
Elk van deze technische gebouwen heeft vandaag wel degelijk een architecturaal belang! Of een bepaald gebouw nu aan de voorkant van de straat staat of enkel zichtbaar is voor de reizigers vanuit de trein: elk ontwerp blijft sowieso de aandacht trekken en zorgt ervoor dat we een heel andere kijk krijgen op de architectuur van functionele gebouwen.
Foto’s:
Canevas (cel architectuur van het studiebureau
Greisch).
Verscheen eerder in Bouwen met baksteen, het magazine van de Belgische Baksteenfederatie.