'Levenscyclusanalyse' of 'Life Cycle Assessment (LCA)' is een tool waarmee architecten impactfactoren van bouwmaterialen inschatten. Catherine De Wolf (PhD MIT & Researcher Cambridge) bespreekt de LCA-methodiek.
Ingenieurs en architecten proberen steeds vaker de milieu-impact van bouwmaterialen in te schatten. Naast de 'carbon footprint' en het verbruik van fossiele brandstoffen komen een reeks andere factoren in aanmerking, zoals het ontstaan van smog, het aantasten van de ozonlaag, het vervuilen of verzuren van water, het produceren van fijn stof en het aantasten van de menselijke gezondheid. Tijdens het productieproces zelf van de materialen is het nuttig om een inventaris te maken van de verbruikte hoeveelheden water en energie en van de ontwikkelde hoeveelheden afval en uitlaatgassen. 'Levenscyclusanalyse' of 'Life Cycle Assessment (LCA)' is een tool die gebruikt wordt om deze impactfactoren in te schatten.
Een voordeel van LCA is dat het toelaat om deze impactfactoren kwantificeerbaar te maken (Simonen, 2013). Zodoende kunnen we verschillende materialen met elkaar vergelijken. Een producent kan zelfs verschillende opties afwegen en zien waar verbetering mogelijk is. Deze kwantitatieve methode vermijdt eveneens vormen van 'greenwashing, het ongefundeerd beweren dat een product milieuvriendelijk is.
Deze objectivering kan de LCA-methodiek echter ook in een verkeerd daglicht stellen: het valse idee van nauwkeurigheid vanwege de kwantitatieve resultaten evenals de vele hypotheses vermommen soms juist greenwashing. Er kunnen inderdaad nog veel onzekerheden opduiken bij een cradle-to-grave LCA. Een belangrijk aspect van de berekening is dan ook het definiëren van de grenzen van het proces of product dat wordt geëvalueerd.
Aangezien alle processen, producten en materialen met elkaar verbonden zijn, moet de omvang van de studie worden bepaald. Bijvoorbeeld, voor de productie van staal worden hoogovens gebruikt. Het gebruik van deze hoogovens verbruikt energie en stoot CO2 uit, maar de energie en emissies van de productie van deze hoogoven zelf kan eveneens in rekening worden gebracht, of zelfs de uitstoot van het vervoer van de werknemers naar de fabriek. Deze worden echter meestal buiten de berekeningsbasis van een LCA gelaten.
De verschillende grensdefinities van studie tot studie maken het moeizaam om materialen met elkaar te vergelijken. De staalindustrie wil bijvoorbeeld zeker voordeel halen uit het recycleren van hun materialen en omvatten dus de ‘end-of-life’ fase. De houtindustrie wil dan weer de opname van CO2 door de bomen tijdens hun groeifase inrekenen. De betonindustrie haalt voordeel uit de vervanging van cement door afvalproducten van staalproductie, maar daartegenover zou de staalindustrie tegelijk de nadelen van dezelfde afvalproducten moeten betalen.
Aangezien LCA’s vaak gebruikt worden om producten te vergelijken, is het van groot belang om de methode te standaardiseren. De ISO-standaarden 14040 en 14044 houden zich hiermee bezig. Een LCA moet volgens deze standaarden duidelijk vermelden waarvoor de studie wordt uitgevoerd, waarom en voor wie. Vragen zoals het vergelijken van staal met beton en hout, maar ook het verschil tussen lokale en geïmporteerde materialen kunnen dan worden gesteld.