Cente Van Hout (a2o) is zopas bekroond met de Godecharle Prijs voor Architectuur. De Godecharle Stichting bestaat meer dan 100 jaar. Ze werd gesticht in 1871 door Napoléon Godecharle, die ter nagedachtenis van zijn vader, de beeldhouwer Gilles-Lambert Godecharle, de vorming en de carrière van jonge Belgische beeldhouwers, kunstschilders en architecten wilde begunstigen. De tweejaarlijkse Godecharle Wedstrijd voor beeldhouwkunst, schilderkunst en architectuur vond voor het eerste plaats in 1881. De eerste laureaat van de wedstrijd architectuur was Victor Horta. Cente Van Hout won de prijs met zijn opvallende voorstel voor een verkavelingsaanvraag voor de Brusselse Noordwijk.
De eindproef van Godecharle wedstrijd bestaat erin om tijdens een verblijf in afzondering van maximum vijf opeenvolgende dagen, een thema of een onderwerp uit te werken dat gekozen werd door de jury. Dit jaar stond de opdracht in het teken van ‘samenleven’.
Cente Van Hout greep de kans aan om andermaal een statement rond het thema van de Vlaamse verkaveling neer te zetten. Met succes. “De Vlaamse verkaveling loopt gebukt onder hoge brandstofprijzen, dure stookkosten kosten en een ernstig gebrek aan diversiteit. Willen we onze ‘geliefde’ verkaveling behoeden van zijn ondergang is er, zoals vervelens toe herhaald, dringend nood aan een radicale omslag. Om de verkaveling te behoeden van zijn ondergang greep ik met de Godecharleprijs de kans om het geweer van schouder te veranderen. Het verstedelijken van de verkaveling maakt plaats voor het verkavelen van de stad. Geen torens meer in de verkaveling, maar een verkaveling tussen de torens”, zo stelt Van Hout. Twee jaar geleden publiceerde Cente Van Hout samen met diens collega Jakob Ghijsebrechts ook al het 'Verkavelingstribunaal', een pleidooi voor de Vlaamse verkaveling.
Vlaamse verkaveling 2.0
Hij stelt voor: de Vlaamse verkaveling 2.0 met een mobiscore van tien op enkele minuten stappen van het werk, omringd met voorzieningen en omsloten door parken. “Een verkaveling vrijgesteld van al zijn zonden. Een verkaveling die zich door zijn verplaatsing richting de stad in stand kan houden. Een ‘comeback’ van de bricoleur, de ongremde zelfdoener, die bevrijd van al zijn lasten zich kan focussen op datgene waar hij het best in is: het snoeien van de buxus, het houden van kippen en het bijzetten van koterijen. In ruil voor de ruimte die de verkavlingbewoners innemen zullen hun fermettes, tuinkabouters en strak geschoren hagen de buurt opvrolijken. Ze zullen waken over de sociale controle, de grasperken onderhouden en een identiteit geven aan de kale en anonieme koning Albert II-laan in Brusel. Een radicale shift voor een buurt die al decennialang gebukt gaat onder anonimiteit, afstandelijkheid en gebrek aan menselijke schaal en betrokkenheid. De transitie van de WTC en de Proximustoren zullen een stuk van de sociale controle herstellen. Maar de injectie aan nieuwe woningen bestaat uitsluitend uit huurwoningen. Problemen als anonimiteit, betrokkenheid met de publieke ruimte blijven wellicht onopgelost. De verkavelingsaanvraag wil daarom iets extra toevoegen aan de Noordwijk.”
Met zijn verkavelingsaanvraag in Brussel-Noord wil Cente Van Hout vooral onderstrepen dat niet enkel de verkaveling zich in de toekomst moet openstellen voor densere en stedelijkere woonvormen. Maar dat ook de verkaveling oplossingen kan bieden voor stedelijke problemen. “Beide modellen zijn radicaal anders maar zouden elkaar kunnen versterken door dichter tot elkaar te komen in beide richtingen.” Het voorstel romantiseert het idee van een verkavelingsvlucht richting de stad en eindigt daarom met de volgende woorden:
Daar zijn ze dan ... de zonen en dochters van de ‘stadsvluchters’. Nu jullie levensstijl onhoudbaar is, nu de afstanden plots té groot zijn, kloppen ze weer aan. Schoorvoetend zie ik ze toekomen. één voor één komen ze terug. De verkavelingskinderen hebben hun kar gekeerd. Net als hun voorouders, op zoek naar vrijheid komen ze weer aan in de stad. Al die jaren heb ik gewacht. De stad had het moeilijk. Terwijl de Vlaamse dorpen floreerden, bleef ze alleen achter. In die stad zag ik toe hoe jullie ‘snel’ kwamen winkelen. Hoe jullie ‘snel’ van kantoor naar de trein liepen. ‘Enkel gekken wonen in de stad’. - De tijden zijn veranderd. De stad is dat ook. Beste verkavelingskinderen, breng ons jullie verhalen. Toon ons jullie woonpret. Laat ons al knippend en snoeiend, al bricolerend en bemoeiend dichter tot elkaar komen. Maar vooral ... leer ons meer onszelf te zijn. Toon ons hoe gelijkheid en anonimiteit kunnen samengaan met het ‘anders-zijn’. Beste ‘stadsvluchters’, wij hebben op jullie gewacht. Jullie zijn meer dan welkom ...