COLUMN. Alledaagse draagcultuur: in memoriam N. John Habraken (Glenn Lyppens)

Vorige maand overleed de Nederlandse architect en docent N. John Habraken op 95-jarige leeftijd. Hoewel hij buiten een bungalow voor zijn ouders nooit zelf gebouwen heeft gerealiseerd – dat zou immer zijn geloofwaardigheid ondermijnen, vond hij - hebben zijn theoretische beschouwingen hun impact niet gemist op het duurzaamheidsdenken in de architectuur en stedenbouw.

Habraken werd bij het grote publiek bekend door zijn boek ‘Supports: an alternative to mass housing’ (1961). Om vervreemding tussen grote woongebouwen en hun bewoners te vermijden, stelde hij dat binnen een ontwerpproces een meer evenwichtig politiek onderscheid zou moeten bestaan tussen de verantwoordelijkheid van de architect en die van de gebruikers. Zo was de architect volgens hem nodig om de infrastructuur te ontwerpen die een groep mensen samen kan delen. Tegelijkertijd moest dat casco van onveranderlijke draagstructuren en collectieve ruimtes zoals inkomportalen, gangen, galerijen en patio’s aan gebruikers genoeg mogelijkheden bieden hun woonmilieu mee te kunnen vormgeven. Net die veranderlijke invullingen bepalen op lange termijn bekeken de identiteit van de gerealiseerde architectuur.

Anders dan wat zijn tijdgenoot Christopher Alexander propageerde in ‘A Pattern Language’ (1977), kon de basis van het gebouwontwerp volgens Habraken onmogelijk uit handen worden gegeven aan bricolerende zelfbouwers. Hij voerde naar eigen zeggen geen pleidooi voor participatie van eindgebruikers in het werk van de architect, maar wel voor participatie van de architect in de gebouwde omgeving om gebruikers uiteindelijk in staat te stellen om mee te bouwen aan de stad. In die zin kan de invloed van Habraken op de incrementele woningbouwconcepten van architecten als Alvaro Siza en Alejandro Aravena moeilijk onderschat worden. In tegenstelling tot de Malagueira-wijk in het Portugese Evora moet hij de stedenbouwkundig onooglijke zelfbouw-ontwikkelingen in het Nederlandse Oosterwold verschrikkelijk hebben gevonden.

In ‘The Structure of the Ordinary’ (1998), een boek dat voor mijn eigen doctoraatsonderzoek over robuuste collectieve tussenruimte erg betekenisvol is geweest, legt Habraken uit dat het ontwerp van gebouwen en weefsels die de tand des tijds overleven allesbehalve waardenvrij is. Een duurzaam gebouw kenmerkt zich immers door een configuratie-typologische basis die binnen een cultuur of verschillende culturen eenduidig gelezen en begrepen wordt. Het begijnhof-plan is bijvoorbeeld duurzaam, in die zin dat de collectieve tussenruimte een noodzakelijke functionele etappe vormt om vanuit de straat de individuele woningen te bereiken. Denk ze weg en de woningen kunnen onmogelijk ontsloten worden. Wie het hof betreedt, ervaart door de vorm ervan een atmosfeer van beschermende collectiviteit; een gevoel dat cultuur-overschrijdend werkt.

Slechts vanuit een diepgaande studie van de lange termijns-relatie tussen architectonische ruimte en de territoriale (materiële) lagen die generaties gebruikers daarin ontwikkelen kon volgens hem nuttige kennis worden opgebouwd over de duurzaamheid van gebouwtypes en de collectieve ruimtes die daar onherroepelijk deel van uit maken. Net daarin ligt vermoedelijk de belangrijkste bijdrage van Habrakens werk. Namelijk dat hij vanuit het observeren van de (on)bebouwde ruimte en het sociale leven dat zich daarin manifesteert - en buiten subjectieve discussies over schoonheid en architectuurstijl om - belangrijke ontwerpkwaliteiten heeft geëxpliciteerd die in toenemende mate relevant zullen worden in de manier waarop wij ons leefmilieu (ver)bouwen. In het huidige circulariteitsverhaal dat sterk wordt beïnvloed door een groeiende 'technology will save us' mentaliteit waarin patenteerbare verandering en demontabiliteit van gebouwen centraal staan, kunnen architecten, indien ze zich specialiseren in het begrijpen en toepassen van deze kwaliteiten, een belangrijk tegengewicht bieden. In navolging van Habraken mogen we gerust wat harder roepen dat duurzame architectuur in eerste instantie tot stand komt vanuit een sterk ruimtelijk concept dat ervan uitgaat dat het blijvend zal zijn.

Bedankt John.

 

Glenn Lyppens is als architect-onderzoeker verbonden aan POLO Labs.

Deel dit artikel:
Onze partners