Recent was er wat commotie over het plan van de Stad Gent om in het beschermde Vleeshuis een fietsenstalling onder te brengen. Terwijl argumenten pro en contra me om de oren vlogen, kreeg ik het zelf een beetje koud. Het Groot Vleeshuis in Gent is voor mij de stijlvolle combinatie van de monumentale gotische hal en de lichte box-in-box van Coussée en Goris architecten. Ik heb het nooit anders gekend. Beide zijn in mijn hoofd versmolten tot één geheel. Toch bleef de box in de discussies zo goed als afwezig.
Het verschil in reactie tussen het herbestemmen van de oude hal en het verdwijnen van de 21e-eeuwse toevoeging is opvallend. Het ene is ooit erfgoed geworden, het andere laat schijnbaar onverschillig en is dus blijkbaar architectuur gebleven. Het zette me aan het denken over wanneer en hoe architectuur dan overgaat in erfgoed. En de verschillende waardering die beide dan te beurt valt.
Als het gaat over herbestemming van erfgoed is het huidige mantra dat wat je toevoegt een meerwaarde moet zijn voor wat er al is. Dit is hier onmiskenbaar het geval. Ook architecturaal valt er niet op af te dingen. In 2008 ontvingen Coussée en Goris architecten nog de Vlaamse Cultuurprijs voor Architectuur waarbij expliciet verwezen werd naar hun ‘uitgezuiverde renovatie’ van het Groot Vleeshuis. De jury noemde hun werk toen ‘gebald, economisch en expressief’.
Ik herinner me nog hoe het project vanaf de opening op bijval kon rekenen in architectuurkringen. In 2003 toonde de Vlaamse Bouwmeester het als inspirerend voorbeeld op een workshop over herbestemming. Vele architecten gingen het in die jaren bezoeken en bewonderen. Dat zet ook te denken over de topprojecten die we vandaag allemaal zogezegd moeten gezien hebben. Welk lot zullen zij over twintig jaar kennen?
Misschien moeten we gewoon wat meer respect tonen voor de schouders waarop we staan. Was het al niet deel van de Vlaamse architectuurgeschiedenis, dan toch zeker van de recente herbestemmingsgeschiedenis. Dat Coussée en Goris architecten in hun praktijk complexloos ontwerpen voor erfgoed en nieuwbouw afwisselden, was toen ongezien. De ontwerpkwaliteit van de glazen structuur en de manier waarop het zich inpaste in de oude hal was dat evenzeer. Het project bewees dat het kon: van een erfgoedproject een interessant architectuurproject maken maar ook een beschermd gebouw met een hedendaagse toevoeging toch volledig in zijn waarde laten. De maatvoering, de ritmering, het materiaalgebruik en de detaillering, in dit alles zocht de box subtiel de dialoog met het bestaande. Blijkbaar zijn we dit intussen zo evident gaan vinden, dat we het niet meer zien.
Gents Bouwmeester Peter Vanden Abeele stelt voor om de box een andere plek te geven waar het even betekenisvol kan zijn. In mijn hoofd waren hal en box voor elkaar voorbestemd en blijven ze eeuwig bij elkaar.
Sara Vermeulen is ingenieur-architect en kunsthistorica. Ze werkt al haar hele carrière rond architectuur, onroerend erfgoed en herbestemming. Sinds 2013 is zij beleidsmedewerker voor het agentschap Onroerend Erfgoed. Met haar consultancybureau Caspar treedt ze ook op als projectregisseur bij de herbestemming van erfgoedgebouwen. Op geregelde tijdstippen schrijft ze voor Architectura columns rond dit thema.