Controlepunten voor hellende groendaken

Ook hellende daken kunnen van (extensieve) vegetatie voorzien worden. Dit artikel uit TV 229 van het WTCB stelt een aantal te controleren punten voor, onder andere met betrekking tot substraaterosie, zonnestraling en windweerstand.
Ook hellende daken kunnen van (extensieve) vegetatie voorzien worden. Dit artikel uit TV 229 van het WTCB stelt een aantal te controleren punten voor, onder andere met betrekking tot substraaterosie, zonnestraling en windweerstand.


1 Maatregelen om substraaterosie te vermijden

Het regenwater dat terechtkomt op groendaken met een lichte helling dringt door tot in het substraat. Wanneer dit verzadigd raakt, wordt het overtollige water naar de tapbuizen afgevoerd via de draineerlaag. Bij hevige of langdurige regenval kunnen er zich tijdelijk waterplassen vormen. Op hellende daken is de bevochtiging van het substraat veel moeilijker. Bij hevige regenval, zal het water immers geneigd zijn om over het oppervlak naar de dakgoten te stromen, zonder door te dringen in het substraat.

Om erosie te vermijden en de snelle verworteling van de planten mogelijk te maken, is het aanbevolen om vooraf geteelde vegetatiematten te gebruiken. Zaaien is op hellende daken daarentegen afgeraden.



Plaatsing van vooraf geteelde vegetatiematten op een hellend dak


Het is eveneens mogelijk een systeem te voorzien waarbij het substraat vastgehouden wordt in bakken uit een onrotbaar materiaal. Het water wordt afgevoerd via een holte onderin de bakken. Deze worden niet mechanisch bevestigd, zodat de afdichting ononderbroken blijft.


2 Blootstelling aan zonnestraling

De hoeveelheid zonlicht die door de planten opgevangen wordt, is onontbeerlijk voor hun ontwikkeling. Deze is in grote mate afhankelijk van de dakoriëntatie, maar ook van de hellingsgraad, het seizoen en het tijdstip van de dag. De beschaduwing door de omliggende gebouwen moet eveneens in aanmerking genomen worden.

De oriëntatie van het dak is van essentieel belang, aangezien de invalshoek van de zon op een hellend dak veel groter kan zijn dan op een plat dak. Terwijl de invalshoek op een plat dak kan variëren van maximaal 40° in het begin van de lente tot maximaal 65° in het begin van de zomer, zal deze op een naar het zuiden gericht dak met een helling van 20° schommelen van maximaal 60° in de lente tot maximaal 85° in het begin van de zomer.

Naarmate de invalshoek groter is, zal ook de intensiteit van de zonnestraling sterker zijn. Een naar het zuiden gericht dak ontvangt dus veel meer zonne-energie, waardoor het risico op uitdroging aanzienlijk toeneemt. Een dak met een noordelijke oriëntatie krijgt dan weer veel minder zonne-energie, zodanig dat ook hier speciale maatregelen vereist zijn.


3 Afschuiven van vegetatie

Indien de samenstellende lagen van het groendak vrij op de afdichting worden geplaatst, zullen ze, vooral bij sterk hellende daken, de neiging hebben om naar beneden te glijden. De ervaring heeft uitgewezen dat deze bewegingen op een gladde afdichting (zoals bepaalde PVCmembranen) kunnen ontstaan vanaf een helling van 10°. Op ruwere afdichtingen (bitumineuze membranen zonder leischilfers, EPDM) treden er over het algemeen geen verglijdingen op bij hellingen kleiner dan 20°. Op zeer ruwe afdichtingen (bitumineuze membranen met leischilfers) begint de afschuiving pas op ongeveer 25°. De noodzaak van een verankeringssysteem (geotextiel) is dus afhankelijk van de hellingshoek.




4 Windweerstand

De verdeling van de druk en onderdruk, de kracht ervan, de overgangsregimes en de eventuele wervelwinden kunnen niet altijd even gemakkelijk worden bepaald. Vandaar dat men bij het ontwerp voldoende voorzichtigheid aan de dag moet leggen.


5 Veiligheid van personen

Ook de veiligheid van de personen die de vegetatie moeten installeren en/of achteraf onderhouden, vergt de nodige aandacht.


6 Specifieke maatregelen

Lettend op de hiervoor vermelde aspecten, dient men voor hellende groendaken een aantal specifieke maatregelen in acht te nemen :

• keuze van de vegetatie : is een intensieve vegetatie mogelijk of dient men de voorkeur te geven aan een licht intensieve of zelfs extensieve vegetatie?
• toplaag : biedt deze voldoende weerstand tegen erosie door regenwater (vooral tijdens de eerste weken, aangezien de vegetatie op dat moment nog niet voldoende verworteld is, of in periodes van droogte, vermits de vegetatie dan minder stevig verankerd is)?
• waterophoudbaarheid : vertoont het systeem een toereikende wateropslagcapaciteit, rekening houdend met de hellingsgraad ?
• eventueel stabilisatie- of verankeringssysteem: hoe kan men vermijden dat de vegetatie in de dakgoot of op straat belandt ?
• hoe groot is de windweerstand van het groendak in het algemeen en van de planten in het bijzonder?
• bescherming van personen : welke maatregelen moeten worden genomen om ongevallen te vermijden?


Voor meer informatie over dit onderwerp:
WTCB-abonnee
Nog geen abonnee?

Deel dit artikel:
Onze partners