Regelmatig zien nieuwe, innovatieve materialen voor gevels het levenslicht. Maar worden die ook vaak gebruikt in nieuwe projecten? Architecten, bouwheren en aannemers hebben elk hun eigen invloed op de keuze. Bovendien zijn niet alle architecten voldoende op de hoogte van de mogelijkheden. Dat is gebleken uit het panelgesprek rond gevels dat Architectura.be organiseerde.
In heel wat grotere project begint alles bij het lastenboek. Maar hoe moeilijk is het om innovatieve materialen in dat lastenboek te laten opnemen? Roeland Mondelaers (Kingspan Insulation): “Dat hangt van het type project af. In bijvoorbeeld een project met sociale woningen wordt het moeilijk om innovatief materiaal voor te schrijven, maar in prestigieuze projecten staat men daar wat meer voor open. Het Herman Teirlinckgebouw in Brussel is daar een prima voorbeeld van.” Dirk Driesmans (Q-BUS Architectenbureau) vult aan: “Overheden hebben een voorbeeldfunctie op het vlak van energieprestaties en duurzaamheid, waardoor nieuwe materialen die op dat vlak goed scoren, meer kansen krijgen.”
Hubert Bijnens (AROgroup-architectuur): “Ik ken weinig bouwheren of schepencolleges die zich moeien met het materiaal dat gebruikt wordt in de schil. Als je het op een goede manier aanbrengt en de oplossing is betaalbaar, dan zijn er zeker mogelijkheden. En opnieuw, een innovatief product hoeft niet altijd duurder te zijn.”
Laatste woord voor architect?
Door de band genomen heeft de architect het laatste woord als het om gevelkeuze gaat. Peter Cornoedus (PCP Architects): “Soms moet je als architect op je strepen staan. Als een type materiaal onlosmakelijk verbonden is met dat type gebouw, dan versmalt de keuzemogelijkheid onvermijdelijk.”
Toch is de macht van de architect relatief, zegt Dirk Driesmans (Q-BUS Architectenbureau): “Als de klant niet overtuigd is van de keuze voor een bepaald gevelmateriaal, dan zal ik eerst uitgebreid toelichten waarom ik dat materiaal voorstel. Maar als de klant er, ondanks goede argumenten, echt niet achter staat, heeft het geen zin om hem op te zadelen met een keuze die niet gedragen is.” Bovendien staat de architect soms geïsoleerd, denkt Roeland Mondelaers (Kingspan Insulation): “In de praktijk is het vaak de aannemer die beslist. Hij geeft dan aan een goedkoper alternatief te hebben voor het product dat de architect voorstelt, en de projectontwikkelaar heeft daar natuurlijk wel oren naar. De architect staat dan alleen.”
De architect heeft een belangrijke rol in de keuze van het gevelmateriaal. Maar zijn architecten wel voldoende op de hoogte van de evoluties op vlak van gevelmaterialen? De meningen onder de panelleden lopen uiteen. Dominique Coenegrachts (CPE) getuigt: “Vorig jaar heb ik een zeventigtal architecten bezorgd met tal van producten, waaronder een dubbelwandige keramische tegel die al jaren bestaat. Heel wat architecten hadden er nog nooit van gehoord.”
Volgens Maarten Peeters (Vandersanden Group) loopt het al mis in de beginfase. “In België haalt de aannemer met de laagste bieding de openbare opdracht binnen. Hierdoor zijn er verschillende grote klasse 8 aannemers die bijna standaard tot 8% onder gecalculeerde prijs inschrijven bij Openbare Aanbestedingen, alleen maar om een project te kunnen binnenhalen. Vaak gaat dit om projecten van 30 à 40 miljoen euro, waarbij dus van bij de start 2-3 miljoen euro moet worden goedgemaakt in de loop van het bouwtraject. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat elk artikel uit een bestektekst wordt uitgepluisd op hiaten, alsook mogelijkheden tot variante (lees: goedkopere) materialen. In Nederland haalt niet de laagste inschrijver de opdracht binnen, wel de gemiddelde. Dat is uiteraard een veel gezondere manier.“
Kleine versus grote bureaus
Volgens Roeland Mondelaers (Kingspan Insulation) is er een groot verschil tussen kleine en grotere bureaus. “Een zelfstandige architect zonder medewerkers of met slechts één medewerker heeft niet de tijd om alles op te volgen. Maar in bureaus met 6 of meer architecten is er doorgaans wel een specialist in bepaalde materies, die de evoluties op de voet volgt.”
Ook de architecten rond de tafel bevestigen dat het niet altijd eenvoudig is om met alles mee te zijn: “Er komt heel wat informatie op je af als architect”, zegt Dirk Driesmans (Q-BUS Architectenbureau). “Daarom laten wij elke week een medewerker alles wat binnenkomt bestuderen. Ziet hij nieuwe materialen die potentieel interessant zijn, dan bespreken we die op onze wekelijkse teamvergadering. En eventueel nodigen we de firma uit om het product uitgebreider voor te stellen.”
Ook volgens Hubert Bijnens (AROgroup-architectuur) is er een gebrek aan kennis bij heel wat architecten. “Op events zie ik altijd dezelfde 50 of 60 architecten, terwijl heel Limburg er in principe 900 telt. Vele architecten laten zich vooral leiden door andere bouwpartners, en dat zie je soms wel aan de architectuur in het straatbeeld. Maar fabrikanten moeten beseffen dat ook die 50 architecten die wel geïnteresseerd zijn, niet snel een project zullen uittekenen rond één bepaald materiaal. Het totaalplaatje moet kloppen.”
Opleiding
Het gebrek aan kennis is te wijten aan de opleiding, vindt Peter Cornoedus (PCP Architects). “In architectuuropleidingen wordt nauwelijks gepraat over andere materialen dan een baksteen. Men gaat er nog teveel vanuit dat aspirant-architecten zichzelf bijscholen. Het zou daarom niet slecht zijn indien een groepering van fabrikanten zelf naar onderwijsinstellingen stapt om enkele belangrijke, innovatieve producten voor te stellen.”
Een goed voorstel, maar niet eenvoudig om te realiseren, meent Caroline Christiaens (Tata Steel): “Wij hebben al een soortgelijk voorstel gedaan aan verschillende professoren. Daar zijn wel enkele eenmalige opleidingen uit voortgevloeid, maar tot een structurele samenwerking heeft dat niet geleid.”