De Bouwerij verenigt architecturale creativiteit en energiebewustzijn in nieuw OCMW-complex van Ternat

Het Vlaams-Brabantse Ternat beschikt sinds vorige lente over een van de meest bijzondere OCMW-gebouwen van het land. Het bestaande complex – een gewezen pastorie in deelgemeente Sint-Katherina-Lombeek – werd uitgebreid met een markant, intelligent ontworpen passiefgebouw. Zijgevels met een intrigerend dambordpatroon van spiegelende delen en groenvlakken fungeren als visuele echo van de omliggende tuin.

Allesomvattend concept

Het OCMW van Ternat heeft iets met bijzondere gebouwen. Waar het bestaande OCMW-complex al niet alledaags was, springt het nieuwe gebouw zo mogelijk nog meer in het oog. Het ontwerp is van de hand van De Bouwerij, dat voor de dag kwam met een uitgesproken ambitieus concept. “De vraag om het gebouw passief te maken was er oorspronkelijk niet,” vertelt Paul De Mulder, zaakvoerder-architect bij De Bouwerij. “Uiteraard moest het een 'duurzaam' gebouw zijn, maar we hebben de lat voor onszelf veel hoger gelegd. We wilden dat het complex niet enkel aan de passiefnormen zou voldoen, maar ook aan de BREEAM-criteria en de Cradle-to-Cradle-standaard. Dat we het (vaak te dominante) E-peil wisten te kaderen in een breder perspectief, bleek een van de voornaamste redenen om het project aan ons toe te wijzen.”

De Bouwerij voegde een heel aantal duurzaamheidscriteria samen tot een allesomvattend concept dat ook uitblinkt op het vlak van functionaliteit en esthetiek. “Het concept is op zich zeer simpel: in de ommuurde, Victoriaanse tuin van de pastorie wilden we een banale, strakke doos met een integrale spiegelgevel integreren. Hiermee wilden we het bestaande erfgoed valoriseren en het nieuwe volume maximaal laten opgaan in de overwegend groene omgeving. Omdat toegankelijkheid echter een belangrijk aandachtspunt was en de integrale spiegelgevel allicht wat bevreemdend zou overkomen, is het concept een beetje afgezwakt en hebben we uiteindelijk geopteerd voor zijgevels met verdiepingshoge vierkanten die afwisselend bekleed zijn met spiegelvlakken en groengevelgedeelten. Het gebouw treedt nog steeds in dialoog met zijn omgeving, zij het op een zachte, rustgevende manier.”

 

Logische, functionele inrichting

Dit alles heeft geleid tot een mooi, laagdrempelig gebouw met een fijne uitstraling. Vooral de groengevels – bovenaan echte groengevels (beplanting en bevloeiing), onderaan strekmetaal met klimplanten – blijken zeer populair. “Ze zijn dan ook eetbaar, want we hebben er fruit tegen geplaatst. Dit extraatje draagt niet enkel bij tot de interne temperatuurbeheerbeheersing, maar ook tot de toegankelijkheid die het gebouw wil uitstralen. Moet je wachten, dan kan je in de tussentijd even een verse peer van het gebouw gaan plukken,” glimlacht De Mulder. “Ook bovenop het gebouw hebben we groen geïntegreerd. Door de gevel op twee plekken een beetje te laten terugspringen, hebben we ruimte gecreëerd voor groendaken. Daar hebben we kruiden geplant die per lokaal een aangename geur verspreiden wanneer de ramen in de lente en de zomer openstaan. Het lijken details, maar voor veel mensen maken zulke zaken echt het verschil.”

Binnenin zijn functionaliteit en logica de sleutelbegrippen. Een centrale gang geeft toegang tot de doordacht ingeplante kantoorruimtes (oost- en zuidgevel) en de nevenfuncties achter de gesloten noordgevel (archief, berging, sanitair, trap, lift). Om het OCMW de nodige flexibiliteit te bieden bij het gebruiken van zijn nieuwe gebouw, heeft De Bouwerij de principes van Slim Bouwen toegepast. “Dit houdt in dat de verschillende bouwonderdelen van elkaar gescheiden zijn op basis van hun levensduur,” licht De Mulder toe. “Zo hebben we de elektriciteit niet in de muur en de vloer verwerkt, maar in afneembare plinten en valse plafonds. De deuren naar de gang hebben aan de kantoorzijde een verbrede deurkader met een koker waar alle technieken in verwerkt zitten. De tussenwanden in de twee kantoorzones zijn verplaatsbaar (gyproc). Wil het OCMW de kantoren later herinrichten omdat er nieuwe noden of behoeften zijn, dan zijn daar met andere woorden geen grote aanpassingswerken voor nodig.”

 

Constructiematerialen als afwerking

Ook qua materiaalkeuze hebben de architecten niet al te zeer buiten de lijntjes gekleurd. De basisstructuur is een combinatie van massief- en houtskeletbouw. Het gelijkvloers is opgebouwd uit dragende betonblokken en een betonnen plafondplaat, de verdieping uit een sterk geïsoleerde houtskeletstructuur. “In eerste instantie dachten we enkel met een houtskelet te werken. Maar omdat we met het oog op het vochtcomfort toch de nodige massa in het gebouw wilden integreren, hebben we uiteindelijk geopteerd voor een gecombineerde structuur.”

Voorts hebben De Mulder en co. de constructiematerialen zo gekozen dat ze tegelijk ook kunnen fungeren als afwerking. “In plaats van dure decoratieve materialen (bijvoorbeeld parket) is er dan ook vooral sprake van eenvoudige, functionele en makkelijk te onderhouden varianten (bijvoorbeeld gepolierde betonvloer). De dragende binnenmuren zijn opgetrokken in zichtmetselwerk dat niet bepleisterd, maar gewoon geschilderd is. De geperforeerde Steeldeck-plafonds op de verdieping vormen niet enkel de basis voor het dak, maar leveren tegelijk een akoestische en esthetische meerwaarde. Voorts hebben we ons in belangrijke mate gebaseerd op de NIBE-index. Zo hebben we de PU-schuimisolatie bijvoorbeeld links laten liggen en hebben we bijna overal in het gebouw rotswolisolatie gebruikt. Waar we qua lambdawaarde niet voldeden, hebben we resol geplaatst, zij het wel in plaatvorm, zodat het later bij afbraak eenvoudig kan worden verwijderd.”

 

Vraaggestuurd ventileren, verwarmen en koelen

Zo eenvoudig het materiaalgebruik, zo complex zijn de technieken. De klimaatbeheersing van het gebouw verloopt immers volledig via de uit de kluiten gewassen balansventilatie. “Het ventilatiesysteem zorgt niet enkel voor verse lucht, maar ook voor warmte via een koppeling met de warmtepomp. Gecombineerd met de fotovoltaïsche panelen komen we zo op energetisch vlak tot een mooi evenwicht. Daarnaast maken we gebruik van adiabatische koeling: water wordt in nevelvorm toegevoegd aan de ingeblazen lucht, wat de omgevingstemperatuur indien nodig zal doen dalen. Om hygiënische redenen werkt de vernevelaar eerst in op de uitgaande luchtstroom, waarna een warmtewisselaar ervoor zorgt dat het koeleffect wordt overgedragen op de verse ventilatielucht.”

Dit alles werkt vraaggestuurd: per lokaal zijn er elektromotorisch gestuurde ventielen die aangesloten zijn op het gebouwbeheersysteem, dat op basis van aanwezigheidsdetectie en CO2-metingen bepaalt hoeveel verse lucht, warmte en koeling er in elke ruimte nodig is. “De energievoorziening is met andere woorden gebaseerd op het feitelijke gebruik van het gebouw. De lokale sturing zorgt enerzijds voor een beter comfort, en anderzijds voor een veel efficiënter gebruik van de benodigde energie. Een officiële BREEAM-beoordeling hebben we niet, maar twee van mijn medevennoten zijn BREEAM-assessors. Een interne keuring wees uit dat we in de categorie 'Excellent' zouden terechtkomen. We kunnen dus concluderen dat het project op alle vlakken meer dan geslaagd is,” besluit een fiere Paul De Mulder. 

 

Noot: Dit artikel verscheen eerder al in het magazine be.passive.

Deel dit artikel:
Onze partners