De bouwsector wordt vaak genoemd als één van de sectoren die de wereld dit decennium kunnen helpen om de uitstoot te verminderen met 50%. Op korte termijn zullen strategieën als het opvoeren van het gebruik van duurzame materialen en meer afhankelijkheid van hernieuwbare energiebronnen in het industriële proces het grootste verschil maken. Maar op langere termijn zal bouwen met langetermijnvisie qua flexibiliteit, toereikendheid en circulariteit niet alleen negatieve effecten elimineren, maar ook positieve veranderingen aan ons klimaat en natuurlijke omgeving teweegbrengen. Dat legt Wicona uit in een opiniestuk.
Het goede nieuws is dat de uitstoot van gebouwen met ruim 60% verminderd kan worden vóór 2050 met behulp van technologieën die nu al beschikbaar zijn, volgens een recent rapport van de Intergouvernementele Werkgroep inzake Klimaatverandering (Intergovernmental Panel on Climate Change).
En toch wijzen diezelfde rapporten erop dat de bouwsector zijn klimaatinitiatieven drastisch moet versnellen om op de korte en lange termijn de klimaatdoelstellingen te halen.
Als beschikbare technologieën slechts een deel van de puzzel beslaan, welke stukjes ontbreken er dan nog?
Hoewel hiervoor geen klip-en-klaar antwoord is, kan een gedeeltelijke blauwdruk worden aangevoerd door één van de grote succesverhalen van duurzame transformatie: elektrische voertuigen.
Toen de eerste Tesla in 2008 in het zonnige Californië van de band rolde, zouden weinigen hebben geloofd dat elektrische auto’s in de nabije toekomst een reële bedreiging zouden vormen voor voertuigen met verbrandingsmotoren. Vandaag de dag heeft vrijwel elke grote autofabrikant aangekondigd om in het komende decennium over te schakelen op een volledig elektrisch wagenpark.
Moeten we Elon Musk dan maar overhalen om een carrière in de architectuur na te streven?
Misschien ook niet. Want hoewel leiders een groot verschil kunnen maken in het doorvoeren van zinvolle veranderingen, lijkt blijvende vooruitgang toch vooral voort te komen uit gemeenschappelijke inspanningen.
In het geval van elektrische voertuigen was de gezamenlijk inspanning van fabrikanten, overheden en consumenten wat de industrie naar een omslagpunt bracht (mondiaal 26% marktaandeel in 2021). Op overheidsniveau (zowel internationaal als lokaal) werden signalen gegeven aan de industrie door emissiedoelstellingen vast te stellen en financiële prikkels; in de private sector maakten onderzoeks- en ontwikkelingsafdelingen een snellere implementatie mogelijk met nieuwe batterijtechnologieën, waardoor zowel de prijzen omlaag gingen als de reikwijdte van voertuigen toenam. Terwijl consumenten hun klimaateisen bekendmaakten, bouwden de private en publieke sector gezamenlijk aan een infrastructuur die de overgang naar elektrisch transport vergemakkelijkte, zoals het vergroten van het aantal laadstations in Europa.
De les hiervan is dat afzonderlijke prikkels een versterkend effect op elkaar hebben en momentum opbouwen tot een kritische massa wordt bereikt voor standaarden en betaalbaarheid.
Wat de sector voor elektrische voertuigen een treffend voorbeeld maakt, is het feit dat die een gemeenschappelijk kenmerk deelt met de bouwsector, namelijk internationale en complexe toeleveringsketens waarin geen enkele speler een groen of duurzaam gebouw kan creëren zonder de hulp van honderden anderen.
Terwijl architecten hard blijven nadenken over hoe ze aan de groeiende vraag naar stadswoningen en infrastructuur kunnen voldoen, hangt hun succes dus af van de gezamenlijke inzet van alle andere stakeholders om het evenwicht van onze planeet te herstellen, en een gezamenlijk begrip dat het klimaat ons allemaal aangaat.