Contactformulier

M-gineers

De complexiteit van energielabels voor niet-residentiële gebouwen

  • image
  • image
  • image
  • image

Iedereen kent ze: de kleurrijke energielabels op wasmachines, droogkasten of auto’s. Een eenvoudige schaal van A tot G maakt meteen duidelijk hoe energiezuinig een toestel is. Sinds 2021 zijn deze labels geharmoniseerd in heel Europa. Een koelkast met label A in Finland draagt dus hetzelfde label in Vlaanderen. Voor toestellen werkt dit uitstekend: producten zijn eenvoudig over de grenzen heen te vergelijken. Voor gebouwen ligt dat echter een stuk complexer, zegt Bart Couwenbergh, teamcoach Duurzaamheid bij M-gineers.

Geen eenduidige standaard voor gebouwen

In België valt de regelgeving rond de energieprestatie van gebouwen onder de gewesten. Vlaanderen, Brussel en Wallonië hanteren elk hun eigen vertaling van de Europese richtlijn EPBD, met als gevolg drie verschillende systemen zonder geharmoniseerde schaal of uniforme interpretatie. Toch spelen energielabels een steeds belangrijkere rol bij verkoop, verhuur en renovatie. De Vlaamse codex Wonen, renovatieverplichtingen en subsidieregels maken gebruik van deze labels, maar afhankelijk van het type gebouw en het gewest betekent label A vaak iets totaal anders.

Energieprestatie in woningen

In Vlaanderen staat label A voor woningen gelijk aan een E-peil beter dan E60, de huidige vereiste voor ingrijpende energetische renovaties. Dat komt overeen met een energieprestatie van minder dan 100 kWh per m² per jaar voor bestaande woningen. Bij EPB-plichtige werken wordt deze prestatie berekend met de EPB-software, terwijl bij bestaande woningen een energiedeskundige het EPC-protocol volgt. Twee methodes met hetzelfde doel. In Brussel gelden andere drempelwaarden: label A staat daar voor een primair energieverbruik lager dan 45 kWh per m² per jaar, eveneens met aparte methodieken voor EPB-plichtige en bestaande gebouwen.

Niet-residentiële gebouwen: complexer landschap

Bij niet-residentiële gebouwen, zoals kantoren en commerciële panden, wordt het nog complexer. De EU-taxonomie verplicht beursgenoteerde bedrijven en grote ondernemingen tot rapportering van duurzaamheidsactiviteiten via de CSRD-rapportage. Investeerders vragen steeds vaker expliciet energielabel A, maar de interpretatie verschilt opnieuw per gewest en methode. In Vlaanderen wordt sinds kort de EPC NR-methodiek gebruikt, waarbij niet theoretische waarden maar werkelijk gemeten energiestromen het label bepalen. Het aandeel hernieuwbare energie dat door het gebouw wordt geproduceerd en geconsumeerd, vormt het uitgangspunt: label G staat voor 0% hernieuwbaar, label A voor 100%. Vanaf 2030 geldt minimaal label E, wat overeenkomt met 5% hernieuwbare energie, voor publieke gebouwen al vanaf 2028.

In Brussel bestaan drie trajecten. Publieke gebouwen moeten jaarlijks een EPC opmaken en openbaar ophangen, met drempelwaarden die verschillen per functie. EPB-plichtige gebouwen krijgen label A wanneer het primaire energieverbruik minder is dan de helft van een referentiegebouw uit 2006, gebaseerd op gangbare isolatie en installaties. Bestaande gebouwen volgen het EPC-tertiair, waarbij label A staat voor een primair energieverbruik beter dan 62 kWh per m² per jaar.

Gevolgen voor eigenaars en investeerders

Deze uiteenlopende methodes hebben praktische gevolgen. Voor eigenaars kan verkoop of verhuur afhangen van het vereiste label. Voor investeerders wordt het inschatten van risico’s complexer, omdat grote bedrijven steeds vaker energielabels opvragen voor rapportering, terwijl een gebouw in Brussel meerdere labels kan hebben en vergelijking met Vlaanderen vaak onmogelijk is.

De aanpak van M-gineers

Bij M-gineers volgen ze de energiedeskundigen de wetgeving en trends op de voet en bieden ze trajecten op maat van klant en gebouw. Ze combineren kennis van regionale wetgeving met praktijkervaring en brengen daarbij ook de CO₂-impact in kaart, zowel operationeel als van materialen. Met berekeningen via EPB, EPC of dynamische energiesimulaties wordt het toekomstige verbruik realistisch voorspeld, zodat de haalbaarheid van energielabel A of specifieke benchmarks zoals 85 kWh per m² voor CRREM kan worden afgetoetst. Ook technische en financiële haalbaarheid, synergie met comforteisen zoals BREEAM of GRO/VIPA en Total Cost of Ownership worden meegenomen om te bepalen of investeringen rendabel zijn over de volledige levensduur.

Conclusie

Energielabels lijken eenvoudig, maar er schuilt een complex kluwen van regionale wetgeving, uiteenlopende methodieken en veranderende verplichtingen achter de letters. Wat nu nog toekomstmuziek lijkt – een A-gebouw dat volledig draait op hernieuwbare energie – wordt stilaan de norm. Voor eigenaars, ontwikkelaars en investeerders is het essentieel om wegwijs te worden in dit landschap. Met de expertise van M-gineers kunnen zij rekenen op een helder, haalbaar en toekomstgericht traject.

Bron M-gineers

  • Deel dit artikel

Onze partners