De Gentse stadsbouwmeester over transparante aanbestedingsprocedures en groeipijnen

De eerste Gentse stadsbouwmeester Peter Vanden Abeele is nu ruim een jaar aan de slag en lanceerde in november zijn visienota. Niet veel later brak de discussie uit over de selectie van de ontwerpteams voor vier grote architectuuropdrachten in de stad. Vooral het feit dat alleen buitenlandse ontwerpers waren geselecteerd voor de Opera, stuitte sommigen tegen de borst. Hoog tijd vonden wij voor een gesprek met de Gentse stadsbouwmeester.

 

U bent eind 2017 aangesteld als stadsbouwmeester, en bent daarmee de eerste in zijn soort. Waarom had Gent een stadsbouwmeester nodig?

(al grappend) Dat ik de eerste stadsbouwmeester ben, klopt niet helemaal. Ik heb enkele historische voorgangers gehad in de 18e en 19e eeuw. Waarom heeft het zo lang geduurd voor Gent een eigentijdse stadsbouwmeester had, terwijl het concept in Antwerpen, Brussel en ook Charleroi al wel is ingeburgerd? In Gent stond het al lang in het bestuursakkoord maar het was er nog niet van gekomen om daadwerkelijk iemand aan te stellen. Ik weet niet waarom, buiten dat men wellicht gewoon was om te werken op de manier waarop men werkte en men daar tevreden mee was. Bovendien was er in een periode van bezuinigingen minder opdrachtgeverschap van de stad, op enkele projecten zoals De Krook na. Men zag misschien niet direct wat de meerwaarde van een stadsbouwmeester zou kunnen zijn. De Optima-crisis, en in de nasleep daarvan de crisis bij Sogent, heeft duidelijk gemaakt dat het zinvol is voor een stad om onafhankelijk advies te krijgen. Zowel over wat de private markt doet, als ook over wat de stadsadministratie in haar vele geledingen van taken opneemt. Daarbij kwam eindelijk in beeld dat kwaliteitsbegeleiding een meerwaarde zou kunnen bieden en dat het waardevol is om een aantal instrumenten op te zetten om punten die net tot die crisis geleid hebben, mee op te lossen. Het besef is er gekomen dat er iemand nodig is die op een objectieve, onbevangen en kwaliteitsgerichte manier naar de dingen kijkt.”
 

"De Optima-crisis, en in de nasleep daarvan de crisis bij Sogent, heeft duidelijk gemaakt dat het zinvol is voor een stad om onafhankelijk advies te krijgen." 


Een van de oplossingen ziet u in het uniformiseren van de aanbestedingsprocedures. Hoe wilt u dat realiseren?

“Ik heb bewust gewacht om hier aan te beginnen tot het nieuwe college er was, omwille van twee redenen. Het eerste jaar van mijn bouwmeesterschap heb ik gezien als een opstartjaar. Als eerste stadsbouwmeester moest ik van nul beginnen. Ik heb dan ook veel energie gestoken in het nog beter leren kennen van de stedelijke organisatie en in het uitbouwen en verankeren van een eigen Team Stadsbouwmeester. Maar we zijn met dat team in wording vanaf dag één met projecten begonnen: we hebben in 2018 zo’n 250 tot 300 projecten begeleid. We hebben de visienota uitgewerkt om toch al een antwoord te bieden op de uitdagingen waar de stad voor staat. Dat impliceert dat er niet zoveel tijd was om aan de aanbestedingsleidraad te werken. Maar daarom hebben we het goed opdrachtgeverschap vanuit de stad niet naast ons neergelegd. We zijn in verschillende lopende wedstrijd- en aanstellingsprocedures mee ingestapt om tot een kwalitatieve beoordeling te komen. Voor vier beeldbepalende bouwprojecten - Opera, ICC, designmuseum en Gravensteen - hebben we in 2018 Open Oproepen gelanceerd in samenwerking met de Vlaams bouwmeester.”

“Uit al die lopende en opgestarte procedures bleek snel dat er op vandaag in Gent geen sprake is van een uniforme aanpak voor het aanstellen van ontwerpers en daar willen we absoluut naartoe. Alles gebeurt volgens de wet op overheidsopdrachten, maar de diensten werken met andere bestekken, andere criteria, een andere jurysamenstelling enzovoort. We hebben in Gent nood aan een uniform instrument om op een objectieve, open, en kwaliteitsgerichte manier ontwerpers te kunnen aanstellen. Bovendien willen we ook een communicatietool om een veel bredere pool van architecten te kunnen bereiken. Over die tool beschikken we nu wel met de nieuwsbrief van de Stadsbouwmeester. Eens de wittebroodsweken van het nieuwe college voorbij zijn, gaan we onze aanpak voor de aanstellingsleidraad op het college brengen, zodat de stadsbouwmeester het mandaat krijgt om die procedure uit te werken voor Gent. En met Gent bedoel ik Groep Gent, niet alleen de stad maar ook alle andere onderdelen van het stedelijke beleid die er bouwen: het OCMW, stadsontwikkelingsbedrijf, de politiezone… Dat gaat niet op een half jaar rond zijn want we willen het grondig doen. We willen komen tot een transparant systeem met verschillende procedures in functie verschillende types opdracht. We willen het systeem daarenboven ook aanbieden aan alle instanties die bouwen in deze stad: de ‘Gentmakers’ of institutionele bouwheren die ook vallen onder de wet op de overheidsopdrachten en de ‘Gentbouwers’ of private ontwikkelaars. We willen meer samenwerking en een openheid introduceren door bijvoorbeeld samen met hen ontwerpwedstrijden op te zetten.”

 

In uw visienota wijst u op de grootste uitdaging waar Gent voor staat, namelijk de wooncrisis. Er moeten minstens 10.000 woningen bij komen en dat wilt u realiseren door stad bij te maken en tegelijk stad vrij te houden. Hoe wilt u deze twee schijnbaar tegengestelde begrippen verenigen?

“Die 10.000 woningen zijn maar een cijfer, een deel ervan zit al in de plannen en ook de markt ziet opportuniteiten. We staan dus niet voor de uitdaging om van nul 10.000 woningen te bouwen. We staan wel voor de uitdaging om daar kwaliteit in te steken, te maken dat ze op de juiste plek terechtkomen, draagvlak hebben, een diversiteit aan woontypes inhouden én echt betaalbaar zijn. We moeten dus stad bijbouwen. Gent is een stad met groeipijen, maar in tegenstelling tot vroeger gaan we de stad niet groter maken, toch niet letterlijk. We gaan het slimmer moeten doen met de ruimte die we hebben. We moeten dit ook op stadsregionale schaal aanpakken want 30.000 inwoners in de stad betekent 100.000 inwoners op regioschaal. Ook hier is kwaliteit het basisuitgangspunt.”
 

"In de media zie ik iedereen het discours van de Vlaamse Bouwmeester zeer appreciëren, in die zin dat we onze open ruimte moeten vrijwaren. We vinden dat principieel allemaal heel logisch, tot er in onze achtertuin een verdichtingsproject komt."


“Ik koppel dat aan stad vrijhouden, want we moeten niet elke ruimte die we hebben, volbouwen. De stad moet kunnen ademen. Denk maar aan de klimaatuitdagingen, waterinfiltratie, luchtkwaliteit, ecosystemen, om nog maar te zwijgen van de bewoner die zelf om meer buitenruimte of ademruimte vraagt. Als we langs de ene kant ruimte willen vrijhouden en aan de andere kant bijbouwen, is de druk op de ruimte nog groter. Daarin schuilt de grote uitdaging: hoe gaan we beide combineren? En vooral – en ik denk dat veel mensen dit onderschatten - hoe gaan we de Gentenaars meekrijgen in dat verdichtingsverhaal? In de media zie ik iedereen het discours van de Vlaamse Bouwmeester zeer appreciëren, in die zin dat we onze open ruimte moeten vrijwaren. We vinden dat principieel allemaal heel logisch, tot er in onze achtertuin een verdichtingsproject komt. In deze stad zijn we er wel degelijk van overtuigd dat we moeten verdichten en dat betekent dat we veel Gentenaren daarvan zullen moeten overtuigen. Het is zeer belangrijk om de bewoners te horen en Gent heeft echt een sterke traditie in het betrekken van bewoners en het inschakelen van buurt- en burgerinitiatieven. We moeten bewoners een stem geven, maar ook meerwaarde geven. Als er ergens een project van een bepaalde schaal komt, mag dat niet alleen een last leggen op de stad – want meer mensen betekent meer druk op de voorzieningen, op de openbare ruimte, meer verplaatsingen… Daar moet iets tegenover staan.
 

"Vorig jaar is in Antwerpen nogal negatief over gedaan over een compensatie, onder de noemer van een ‘paaitaks’, maar het principe van stedenbouwkundige lasten of ontwikkelingskosten is helemaal niet negatief."


"Veel ontwikkelaars denken vandaag al na over aspecten die het leuk maken om in een dens project te wonen, maar we moeten het ook leuk maken voor de mensen die errond wonen. Die compensatie kan in natura, doordat een ontwikkelaar bijv. zijn terrein openstelt en publiek groen voorziet, maar dat kan ook financieel. Vorig jaar is daar nogal negatief over gedaan, onder de noemer van een ‘paaitaks’, maar het principe van stedenbouwkundige lasten of ontwikkelingskosten is helemaal niet negatief. Deze middelen die hierdoor beschikbaar komen wil ik laten terechtkomen in een wijkfonds dat de omwonenden ten goede komt, en niet wordt gebruikt om bij wijze van spreken de pensioenen van de stedelijke ambtenaren te betalen.”


Lees hier het tweede deel van het interview met de stadsbouwmeester. 

Deel dit artikel:
Onze partners