Bouwdetails spelen een niet te onderschatten rol in het akoestische ontwerp van gebouwen. Ze hebben immers niet alleen een invloed op de geluidsisolatie ten aanzien van buitengeluiden, maar ook op de geluidsisolatie tussen de ruimten in een gebouw. Het WTCB gaat hier dieper op in en toont aan dat de in de norm vastgelegde comfortniveaus voor akoestische isolatie mits een doordachte keuze en een aangepaste uitwerking van de bouwdetails binnen handbereik liggen.
1. Lucht- en contactgeluiden
Bij akoestische isolatie moet er in de eerste plaats gekeken worden naar de aard van de geluiden waartegen we ons wensen te isoleren. In functie van de geluidsbron wordt er een onderscheid gemaakt tussen luchtgeluiden en contactgeluiden:
Een ander onderscheid kan gemaakt worden al naargelang de geluidsbronnen zich buiten of binnen het gebouw bevinden. We spreken dan respectievelijk van gevelgeluidsisolatie (§ 3) en van geluidstransmissie tussen twee ruimten (§ 4). Het begrip 'bouwdetail' zal in beide gevallen een verschillende akoestische invulling krijgen.
2. Bouwakoestische normen
In België worden de prestatie-eisen voor de gevelgeluidsisolatie en de lucht- en contactgeluidsisolatie in gebouwen vastgelegd in een aantal normen die onderverdeeld zijn op basis van het gebouwtype. Zo verscheen in 2008 de norm NBN S 01-400-1 die de akoestische criteria voor woongebouwen vastlegt. In 2012 verscheen er een gelijkaardige norm voor schoolgebouwen (NBN S 01-400-2).
Momenteel wordt er gewerkt aan een derde deel (NBN S 01-400-3), waarin de prestatie-eisen voor de overige niet-residentiële gebouwtypes opgenomen zullen worden. Vooralsnog dient men er in deze context echter nog steeds de oude normen NBN S 01-400 (1977) en NBN S 01-401 (1987) op na te slaan.
In de norm voor woongebouwen (NBN S 01-400-1) wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee comfortniveaus, namelijk eennormaal akoestisch comfort (NAC) en een verhoogd akoestisch comfort (VAC). Het eerste kan beschouwd worden als het minimale kwaliteitsniveau, waarbij minstens 70 % van de gebruikers tevreden zijn met de behaalde lucht- en contactgeluidsisolatie onder een normale geluidsbelasting voor traditionele, zware en steenachtige bouwwijzen (1). Het tweede mikt op een tevredenheid bij meer dan 90 % van de gebruikers (zie WTCB-Dossier 2012/2.18).
In de volgende delen van de nieuwe normenreeks zal er slechts sprake zijn van één prestatieniveau. De hierin geformuleerde eisen zullen echter wel verscherpt worden telkens als er strengere akoestische randvoorwaarden van toepassing zijn.
3. Gevelgeluidsisolatie
3.1. Gevelbouwdetails
Als we de luchtgeluidsisolatie tussen een ruimte en de buitenomgeving even onder de loep nemen, moeten we vaststellen dat het bereikte isolatieniveau sterk beperkt kan worden door de 'akoestisch zwakkere' gevelelementen (bv. vensters, ventilatieopeningen en dakconstructies). In omgevingen met een grotere geluidsbelasting zou er dan ook geopteerd moeten worden voor de akoestisch verbeterde varianten van voornoemde bouwelementen. Naarmate de akoestische prestaties van deze elementen verbeteren, zal ook hun correcte onderlinge aansluiting en hun aansluiting op de rest van de ruwbouw belangrijker worden. Dergelijke aansluitingen kunnen beschouwd worden als lineaire akoestische bouwdetails. Een puntsgewijze ventilatiedoorvoer kan op zijn beurt beschouwd worden als een punctueel akoestisch bouwdetail.
Daar waar slecht uitgevoerde bouwdetails in een energetische context leiden tot bijkomende warmteverliezen of luchtlekken, kunnen ze in een akoestische context resulteren in geluidslekken. In dit verband is het belangrijk om aan te stippen dat een luchtdichte aansluiting niet noodzakelijk geluidslekdicht is en omgekeerd. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van de voorbeelden uit tabel A.