“De kwaliteit van groendaken laat nog al te vaak te wensen over”

Vorig jaar rees bij enkele Vlaamse groendakspecialisten het idee om een federatie voor dak- en gevelgroen op te richten. Midden maart vond de eerste open vergadering plaats, waarbij vertegenwoordigers van een vijftiental bedrijven – lees: quasi de volledige sector – aanwezig waren. “Dat kunnen we dus gerust een succes noemen”, glundert voorzitter Simon Perneel (tevens zaakvoerder van Green Building Projects). “We mogen echter niet op onze lauweren rusten, want de sector heeft nood aan uniformiteit en kwaliteitsbewaking.”

Simon Perneel: “De Vlaamse groendaksector kampt met een gebrek aan uniformiteit en duidelijke richtlijnen, gebruiksmaatregelen, bestekteksten voor architecten … Dit alles komt de kwaliteit van de geplaatste groendaksystemen helaas niet ten goede. Er is deze dagen immers een heuse prijzenslag aan de gang op de markt, die maakt dat er vaak wordt teruggegrepen naar goedkope systemen en dat dakvlakken met enorm veel potentieel na verloop van tijd verloederen tot halve woestijnen. Er is dus vraag naar keurmerken en certificeringen voor bepaalde producten, zodat we de kwaliteit op peil kunnen houden. Het is de ambitie van de nieuwe federatie om dit zo snel mogelijk in orde te brengen."

 

Hoe is de visie ten opzichte van groendaken de voorbije jaren geëvolueerd? Is iedereen intussen mee met het verhaal?

"Mijn ervaring is dat het zich niet langer beperkt tot professionals en dat het concept van groendaken en daktuinen intussen ook wel bekend is bij het grote publiek. Iedereen ziet gelukkig in dat verstedelijkte gebieden gebaat zijn bij natuurlijke buitenruimte. Via dak- en gevelgroen kunnen we in dichtbebouwde omgevingen met een veelheid aan hoogbouw toch de nodige biodiversiteit creëren. Ook de andere belangrijke voordelen van groendaken – reductie van het urban heat island-effect, het vermijden van wateroverlast door de bufferende capaciteit, functionele benutting van dakvlakken … – zijn intussen wel gekend. De laatste vijf jaar is de markt alleszins spectaculair gegroeid."

 

“Er wordt nog steeds veel te snel teruggegrepen naar dunnere systemen met weinig substraat en drainages die geen water bufferen”

 

Maar zoals u zelf al aanhaalde: dat er meer groendaken worden aangelegd, wil helaas nog niet zeggen dat ook de kwaliteit erop vooruitgaat.

"Inderdaad. Er wordt veel te snel teruggegrepen naar dunnere systemen met weinig substraat en drainages die geen water bufferen, wat resulteert in schrale vegetatie en een karige biodiversiteit. Bovendien hebben sommige architecten en aannemers te weinig kennis ter zake. Dat valt hen niet echt kwalijk te nemen, want er zijn in het verleden amper studies gebeurd omtrent het verschil in biodiversiteit tussen een tweelaags groendak (niet waterbufferend) en een drielaags groendak (wel waterbufferend). Ik ben persoonlijk rotsvast overtuigd van het nut van drielaagse groendaken, maar kan mijn visie tot nog toe moeilijk staven met objectieve gegevens. Die onduidelijkheid maakt dat economische belangen vaak de voorkeur krijgen en dat de kwaliteit al te makkelijk uit het oog verloren wordt."

 

Zijn er op het vlak van groendaken nog nieuwe ontwikkelingen en evoluties te noteren?

"Een nieuwe trend zijn de ‘blauwe’ daken, waarbij het groendak gecombineerd wordt met een systeem voor regenwaterstockage. Blauwe daken gaan nog een stapje verder dan drielaagse groendaken en worden uitgerust met een waterbuffer, al dan niet inclusief een vertraagde afloop die gestuurd wordt door afvloeisensoren. Zo ontstaat er als het ware een regenwaterput op je dak en kan je neerslagpieken uitvlakken. De combinatie met een groendak is zeer voordelig omdat de vegetatie een deel van het opgevangen regenwater kan gebruiken om te groeien en te bloeien. Vooral in stedelijke gebieden, waar dikwijls geen plaats is om achter gebouwen een regenwaterput aan te leggen, zal deze oplossing in de toekomst allicht gretig toegepast worden."

 

Wordt de aanleg van groendaken beleidsmatig voldoende gestimuleerd?

"Een aantal steden spelen een absolute voortrekkersrol op het vlak van stadsvergroening. Zo heeft Gent bijvoorbeeld een subsidiereglement uitgewerkt waarbij er een onderscheid gemaakt wordt tussen een klassiek sedumdak en dikkere groendaken met meer biodiversiteit, die op een groter aandeel financiële steun kunnen rekenen. Dat is zonder twijfel een positieve zaak, al zijn er anderzijds nog steeds heel wat steden en gemeenten die de aanleg van groendaken allerminst promoten. Sinds het wegvallen van de algemene Vlaamse subsidie is er sprake van een zeer variabel subsidiereglement dat door ieder bestuur naar eigen goeddunken ingevuld wordt, wat voor ontwerpers en groendakinstallateurs zeker geen ideale situatie is. Er is dus nog werk aan de winkel. Desondanks geloof ik rotsvast in de meerwaarde van daktuinen en groengevels en ben ik ervan overtuigd dat die gunstige evolutie zich alleen maar verder zal doorzetten."

Deel dit artikel:
Onze partners