Klimaatverandering, ruimtegebruik, duurdere materialen… Verschillende uitdagingen duwen ons richting denser bouwen en zuiniger met onze open ruimte omgaan. Eén van de manieren om daar een antwoord op te bieden is hoogbouw. Maar is dat de juiste oplossing? Vlaams bouwmeester Erik Wieërs stelt in een open brief van niet. In de Architectura podcast over stadsverdichting wijzen de neuzen dan weer wel in de richting van hoogbouw. Waarom wel en waarom niet?
“Vandaag is er in Vlaanderen een tekort aan betaalbare en goedgelegen woningen. Deze woningcrisis gaat niet opgelost worden door de realisatie van meer hoogbouwprojecten. Daarom pleit ik voor het hergebruik van reeds bestaand patrimonium en meer aandacht voor architecturale kwaliteit zodat we dichter bij elkaar kunnen wonen zonder in te boeten aan wooncomfort en privacy”, Wieërs opent zijn column stellig en ziet geen oplossing in hoogbouw. Nochtans neemt de interesse voor hoogbouw toe op de markt merkt Kurt Van Den Bergh van Reynaers Aluminium. Zelfs in kleinere steden en op dorpsniveau.
Wankele toren?
Ondertussen werkt de Vlaamse overheid aan de broodnodige bouwshift om de open ruimte te vrijwaren. “Want het beleid dat vrijstaande koopwoningen op het eigen stukje grond heeft gestimuleerd, heeft er ook voor gezorgd dat het hele Vlaamse landschap bezaaid is met een uitgespreide bebouwing”, zegt Wieërs. De ambitie is om vanaf 2040 geen bijkomende ruimte meer aan te snijden, om niet meer in het open landschap te bouwen, maar meer aaneengesloten in de centra en kernen nabij voorzieningen en openbaar vervoersknooppunten.
Sven Verbruggen (UAntwerpen) ziet binnen het beleid om denser te gaan wonen dat er verschillende hoogbouwinitiatieven lopen, maar op dit moment nog wel eerder exploratief. Luc Binst (BINST ARCHITECTS) merkt dit ook op het terrein. “Binnen stedenbouw kan je hoogbouw niet uitsluiten. We zijn zelf met een aantal torens bezig, dat zijn delicate evenwichtsoefeningen. Maar ik ben blij dat het terug meer op de agenda staat, nu moeten wel enkel een draagvlak creëren dat navenant is.”
Waar is de sociale cohesie?
De opgave om denser te bouwen zorgt voor heel wat uitdagingen. Door meer aandacht te besteden aan de architecturale kwaliteit kunnen we ervoor zorgen dat we dichter bij elkaar gaan wonen zonder in te boeten aan wooncomfort en privacy. “Gemeenschappelijke ruimten zoals tuinen, inkom- en traphallen, was- en bergruimten kunnen ontworpen worden als aangename verblijfsruimten, die kansen creëren om elkaar te ontmoeten en zo bijdragen aan sociale cohesie. Want waren we niet, nog niet zo lang geleden, minder enthousiast over de sociale cohesie in een hoogbouw?”, stelt Wieërs.
Luc Binst ziet dat er tegenover hoogbouw nog veel angst heerst op beleidsniveau, die vooral afkomstig is van dramatisch afgelopen projecten van de afgelopen 70 à 80 jaar. Hij bevestigt dat deze generatie voor een uitdaging staat, maar gelooft in hoogbouw als het op een succesvolle manier herdacht wordt. “We moeten nadenken over hoe we de verticale woongemeenschap een ander gestalte kunnen geven en een betere verankering op lange termijn”, zegt hij. “Geen getto’s creëren, beheerd door verhuurders of investeerders. Maar kijken naar het profiel van de hoogbouwbewoner van morgen en hoe die zich gaat manifesteren.”
De stad van de toekomst
In zijn open brief staaft Wieërs zijn mening met een onderzoek dat aantoont dat, van verschillende verdichtingsmodellen, hoogbouw niet de hoogste densiteit oplevert. “In Vlaanderen is er absoluut geen nood aan hoogbouw (enkele grootstedelijke wijken buiten beschouwing gelaten). Als we de leegstand invullen, te grote woningen beter benutten, compacter bouwen in de kernen en zoeken naar overlap in de programma’s dan hoeven we niet veel hoger te gaan dan pakweg vier lagen om iedereen een fatsoenlijke woning aan te bieden”, schrijft hij. “Als we wonen als een collectieve opgave zien en niet enkel focussen op de luxe van de private unit maar ook aandacht hebben voor de gedeelde ruimte dan kunnen we evenzeer plaats besparen zonder torenhoog te stapelen. Tegelijkertijd creëren we een woonmilieu waar we mensen op elkaar betrekken. Zo wordt wonen weer samenwonen, iets wat we in Vlaanderen een beetje verleerd zijn.”
Voor Luc Binst mag er nog verder in de toekomst gekeken worden. Zolang er te weinig goede pilootprojecten op til staan, daarmee draagvlak wordt gecreëerd en verankering vindt in de publieke ruimte, kan je er volgens hem geen meerwaarde van inzien. “De huidige masterplannen hebben een refreshing nodig gericht op de noden van morgen. Er is geen ‘hoogbouw businessplan’ voor de toekomst. We kijken in ons vakgebied te weinig naar de toekomst van steden tegen 2050 en 2100. En dat kan je ook niet altijd verlangen van de politiek of bouwmeester. Daarom zou ik het fantastisch vinden moest er een roterende research & development-organisatie worden opgericht die verschillende partijen betrekt om na te denken over de verstedelijking van morgen. Zodat het artistieke werkveld meer begint na te denken over de stad van de toekomst.”
Beluister hier de podcast.