Dichtingsprincipe voor de voegen in vloeistofdichte betonconstructies

Bij vloeistofdichte betonconstructies wordt men regelmatig geconfronteerd met schadegevallen zoals scheuren en waterinfiltraties. Deze brengen niet alleen een aantal technische vragen met zich mee over de toelaatbaarheid van dergelijke gebreken, maar ook over de wapeningshoeveelheden en de gemaakte materiaalkeuzes voor de voegen. Om hieromtrent duidelijkheid te scheppen, werd er hieraan recentelijk een onderzoek gewijd. In dit artikel gaat het WTCB dieper in op de uitvoering van de hernemingsvoegen en de krimpvoegen.

Efficiëntie van de verschillende voegtypes

Elke betonconstructie bevat een aantal voegen, die naargelang van hun functie opgedeeld kunnen worden in constructievoegen (voornamelijk dilatatievoegen), hernemingsvoegen (omwille van de fasering van de werken) en verdeelvoegen (bv. krimpvoegen). In het geval van vloeistofdichte constructies – ongeacht of het om een waterzuiveringsstation of een ondergrondse residentiële kelder gaat – worden deze voegen als zwakke plekken aanzien, omdat er op deze plaats een groot risico bestaat op doorgaande scheuren en bijgevolg op waterinfiltraties. Daarom moet er plaatselijk een waterdichting aangebracht worden. Hiervoor hanteert men doorgaans het principe van de waterstop die de scheur onderbreekt en ervoor zorgt dat het water enkel doorheen het beton kan dringen (zie afbeelding 1). Tabel 1 uit de TV 250 beschrijft de mogelijke systemen om ingegraven constructies te beschermen tegen waterinfiltraties. Zo vragen alle situaties waarbij het grondwater – al dan niet tijdelijk – hoger kan liggen dan de keldervloer of waarbij de permeabiliteit van de grond gering is, om een extra dichting van de voegen. In de praktijk is dit voor het merendeel van de kelders het geval.

Tabel 21 van de TV 247 geeft een classificatie van de hernemings- en krimpvoegen volgens hun dichtingsprincipe.

 

Proefmethodologie

eze classificatie werd gevalideerd aan de hand van proeven op een muur-vloeraansluiting op reële schaal (zie ook referentiedetail 1.1 uit de TV 250).

In een eerste fase werd er een stukje vloer met een waterstop gerealiseerd en in een tweede fase een stukje muur. Na het aanbrengen van een scheur tussen de eerste en de tweede fase van de betonnering, werd er een waterbelasting aangebracht (zie afbeelding 2) en werd de waterdichtheid van de voegen opgevolgd. Deze proeven werden vervolgens herhaald na een droogcyclus.
 

>> Lees het volledige artikel op de website van het WTCB

Bron: WTCB
Deel dit artikel:
Onze partners