Dimitri Minten (RE-ST) over bouwshiftfonds: "Recepten voor grondig ruimtelijk dieet blijven uit'

“Ook al is het maar een kleine stap, de eerste stap naar de bouwshift is gezet. Dat is alvast het goede nieuws.” Dat zegt Dimitri Minten, mede-zaakvoerder van RE-ST, in een eerste reactie op het akkoord van de Vlaamse regering over de oprichting van een bouwshiftfonds om gemeenten te ondersteunen bij de compensatie van grondeigenaars. “Tegelijk blijven de recepten voor een grondig ruimtelijk dieet uit”, stelt hij.

Over de zin of onzin van de zogeheten planschaderegeling is al veel inkt gevloeid. Met de oprichting van een ‘bouwshiftfonds’ van 100 miljoen euro per jaar, en dat tot 2040, heeft de Vlaamse regering nu een belangrijke knoop doorgehakt in het bouwshiftdossier. Lokale besturen die woonuitbreidingsgebieden herbestemmen tot bos, natuur- of landbouwgebied – en de grondeigenaar daarvoor moeten compenseren tegen 100% van de huidige marktwaarde – kunnen beroep doen op dat Vlaamse ‘bouwshiftfonds’. Bij de omzetting van een woonuitbreidingsgebied naar bos, krijgen lokale besturen dat voor twee derde vergoed door de Vlaamse regering, in het geval van een omzetting naar natuur- of landbouwgebied voor de helft.  

“Het feit dat er een eerste akkoord is omtrent de bouwshift is alvast een eerste stap in de goede richting. De zogenaamde mentale ‘koerswijziging’ is hiermee definitief ingezet, nu nog afwachten of dit in de praktijk tot de voorgestelde ambities zal leiden tegen 2040”, steekt Dimitri Minten van wal. “Het blijft een moeilijk gegeven dat deze generatie zich ‘arm’ zal moeten betalen voor een vorige generatie die zich ‘rijk’ heeft gerekend door de gewestplannen in hun voordeel in te kleuren. Dit voelt alvast onrechtvaardig aan en is de hoofdoorzaak dat we nu nog maar schoorvoetend een eerste stap durven zetten.”

Minten stelt zich ook vragen bij de vooropgestelde budgetten. “Deze lijken maar een fractie van wat de bouwshift ons zal kosten en lijken daardoor toch eerder een druppel op een hete plaat. De rekening wordt als een hete aardappel doorgeschoven naar het lokale niveau waar men nog minder over de nodige middelen beschikt.”
 

"In tijden dat ons wordt aangeraden om in elke binnenruimte een CO2-meter te installeren zouden we deze ook eens dringend in onze buitenruimte moeten plaatsen. Helaas kunnen we daar onze vensters niet zomaar opengooien."


Ook betreurt Minten dat “de recepten voor een grondig ruimtelijk dieet uitblijven". "De kans is zelfs groot dat deze maatregel eerder zal leiden tot een ‘bouwdrift’ eerder dan een ‘bouwshift’”, zegt hij. “We gaan ‘het’ hooguit op andere plaatsen doen, alvast niet meer in watergevoelige gebieden waar we toch maar natte voeten van zouden krijgen of in woonuitbreidingsgebieden waar we strikt juridisch nu al niet mogen bouwen tenzij alle ruimte op zou zijn. En tot nader orde is dat zeker nog niet het geval. Er is ruimte genoeg. De Vlaming heeft blijkbaar 50% meer ruimte nodig dan zijn buren. Dat kan en moet minder. Niet alleen voor het klimaat, maar ook voor het beheer ervan én uiteindelijk onze portemonnee.”

Dimitri Minten vreest dat ook dat we in steden en dorpen verder zullen zondigen tegen dichtheden en ruimtelijke draagkracht. “Verdichten is het huidige credo, maar aan het verluchten wordt te weinig gedacht. In tijden dat ons wordt aangeraden om in elke binnenruimte een CO2-meter te installeren zouden we deze ook eens dringend in onze buitenruimte moeten plaatsen. Helaas kunnen we daar onze vensters niet zomaar opengooien.”

Bron: Dimitri Minten / RE-ST
Deel dit artikel:
Onze partners