Dimitri Minten (RE-ST): “Zoektocht naar efficiënter ruimtebeslag"

Niet elke ruimtelijke behoefte moet noodzakelijk leiden tot een nieuw gebouw. Vanuit die gedachte richtten Dimitri Minten en Tim Vekemans in 2010 de architectuur- en onderzoekspraktijk RE-ST op. De praktijk van het ‘niet-bouwen’ zag het levenslicht en in 2017 ontsproot daaruit de term ‘zwerfruimte’. “Voor ons betekent zwerfruimte beschikbare ruimte die on- of onderbenut is”, vertelt Dimitri Minten, die de tactiek van RE-ST tijdens de Sustainable Building Academy op 27 september onder het vergrootglas zal leggen.

Binnen de praktijk van het niet-bouwen detecteert RE-ST veel on- en onderbenutte ruimte. Het bureau van Dimitri Minten, Tim Vekemans en Bob Van Abbenyen onderzoekt de verschillende typologieën van zwerfruimte en zoekt naar strategieën om er mee om te gaan. “Bij de oprichting van RE-ST vroegen we ons af of een nieuw gebouw automatisch de oplossing is voor een ruimtelijke vraag” aldus Dimitri Minten. “En we stelden vast dat je veel van die vraagstukken kon oplossen met de ruimte die al beschikbaar is. Onder de noemer ‘de winst van het niet-bouwen’ hebben we daarrond verschillende tactieken gebundeld in een vlugschrift.”
 

Moeten we het begrip zwerfruimte zien als een soort opvolger van die praktijk van het niet-bouwen?

Dimitri Minten: “Het is eruit voortgevloeid. We kwamen tot de vaststelling dat er niet alleen veel ruimte ter beschikking is, maar dat die ruimte daarbovenop vaak niet goed wordt benut. Leegstand kennen we, dat is 100 procent onbenutte ruimte. Zwerfruimte omhelst meer de onderbenutte ruimte waarvan we denken dat ze benut is, terwijl dat in werkelijkheid op het vlak van tijd en/of ruimte niet het geval is. Dan spreken we over scholen, kantoorgebouwen maar ook gezinswoningen met ongebruikte kamers en zelfs onze weginfrastructuur. We hebben de dichtst bebouwde weginfrastructuur ter wereld, maar we moeten ons afvragen of we die wereldkampioen wel willen zijn. Onze wegen wegen op ons overheidsbudget.”
 

“We hebben de dichtst bebouwde weginfrastructuur ter wereld, maar we moeten ons afvragen of we die wereldkampioen wel willen zijn.” - Dimitri Minten


We leven met andere woorden boven onze ruimtelijke stand?

“Inderdaad. In Vlaanderen is ongeveer 33 procent van de oppervlakte verhard. Dat voldoet voor 17 miljoen mensen, terwijl Vlaanderen maar ruim 6 miljoen inwoners telt. Als er dus sprake is van geen extra ruimte meer in te nemen vanaf 2040, dan is dat een perfect realiseerbare doelstelling.”
 

Eind 2017 publiceerde RE-ST het vlugschrift ‘zwerfruimte’, waarin de problematiek werd toegelicht. Wat zijn de volgende stappen in het verhaal?

“Het vlugschrift doet hoofdzakelijk dienst als interessant communicatiemiddel. Omdat we het bouwmeesterlabel kregen, konden we vervolgens meer diepgang creëren. Maar het in kaart brengen van zwerfruimte is niet eenvoudig omdat er geen goed instrumentarium beschikbaar is. Daar zijn we nu naar op zoek. En op zes november opent in de Singel in Antwerpen een tentoonstelling, waarin we met een aantal kortverhalen zullen aantonen hoe we zwerfruimte kunnen detecteren en aanpakken. Die tentoonstelling loopt tot 13 januari.”
 

Het op zoek gaan en in kaart brengen van beschikbare ruimte is één zaak, maar hoe overtuig je opdrachtgevers om in die richting te denken?

“Dat is niet eenvoudig, maar we zien toch steeds meer een algemene mentaliteitswijziging. Vooruitgang gaat altijd gepaard met bepaalde correcties. Zo werden in in het verleden sociale correcties doorgevoerd en in de jaren 70 borrelde ook de ecologische discussie op. Het begrip duurzaamheid is vandaag volledig ingeburgerd en zit intussen overal. Voor ons vormen de praktijk van het niet-bouwen en de invulling van zwerfruimte de essentie van het begrip duurzaamheid. Het meest duurzame gebouw is het gebouw dat je niet bouwt. Maar we willen ons niet verschuilen achter zo’n slogan. Voor opdrachtgevers die willen uitbreiden is het niet evident om de klik te maken en in een volledig andere richting te denken. Het psychologische aspect is zeker het moeilijkste. Maar eens door die barrière gaat het echt vlot en denken mensen mee. De trein is vertrokken en groeit, daar ben ik van overtuigd.”
 

“Het meest duurzame gebouw is het gebouw dat je niet bouwt.” - Dimitri Minten


Probeert RE-ST iedere potentiële klant in de richting van herbestemming te sturen?

“Iedere vraag of opdracht die we krijgen, bekijken we van achter die bril. Het zit voor een stuk in ons DNA. We gaan op zoek naar wat de opdrachtgever echt wil en meestal luidt het antwoord anders dan het initiële idee. Vaak wordt dat erg geapprecieerd, in andere gevallen verliezen we een opdracht. Het is een keuze die we maken, maar die keuze levert ook vaak mooie projecten op. Zo hebben we de directie, leerkrachten en leerlingen van het Klein Seminarie in Hoogstraten kunnen overtuigen om hun ondergebruikte schoolkapel terug te gebruiken. Door enkel de banken aan de kant te schuiven en een nieuw verplaatsbaar altaar te ontwerpen wordt deze kapel terug wekelijks gebruikt. Ook de stad Hoogstraten denkt er nu aan om de schoolkapel ook in te zetten voor culturele activiteiten waardoor een nieuwbouw in de achtertuin van de school wellicht niet meer nodig zou blijken.”
 

Is de grootste winst op het vlak van zwerfruimte te boeken in grote gebouwen zoals bijvoorbeeld scholen of kerken?

“We zijn zeker dat heel veel scholen en/of kantoren na een studie en scan van het gebouw beseffen dat ze eigenlijk ruimte te veel hebben in plaats van te weinig. Maar ze hebben advies nodig tijdens het proces en dat is de taak van de ontwerpers. Zij moeten een begeleidende rol spelen en dat geldt ook bij de andere invulling of herbestemming van bijvoorbeeld kantoorgebouwen en kerken. Maar vaak komen we te laat. Het is schrijnend om te zien hoe een nieuw ontmoetingscentrum nog steeds vlak naast een kerk gebouwd wordt. Terwijl dat centrum perfect in de kerk zelf geïntegreerd kon worden.”
 

“Het is schrijnend om te zien hoe een nieuw ontmoetingscentrum nog steeds vlak naast een kerk gebouwd wordt. Terwijl dat centrum perfect in de kerk zelf geïntegreerd kon worden.” - Dimitri Minten


Is dat de grote frustratie in dit verhaal? Dat er nog te vaak op de verkeerde manier gedacht wordt.

“Frustratie is een verkeerd woord. Het gebeurt nu eenmaal zo. De Vlaams Bouwmeester, de universiteiten en ook media en politici proberen de mentaliteitswijziging verder aan te wakkeren. De zoektocht naar efficiënter ruimtebeslag moeten we allemaal voeren. Het feit dat er doorgaans veel actoren betrokken zijn maakt het moeilijker. Zelfs voor een minister van ruimtelijke ordening is het moeilijk om impact te creëren. Een versnipperde eigendomsstructuur in Vlaanderen staat veel in de weg."
 

Is het aangewezen om zwerfruimte een maatschappelijke invulling te geven?

Niet noodzakelijk. Ook op particulier vlak liggen er kansen. Wat we jammer vinden is dat ruimte onderbenut wordt, punt. Recente cijfers gaven aan dat 43% van het gehuurde patrimonium van de federale overheid voor de helft niet gebruikt worden. Voor elke onderbenutte vierkante meter zal er wellicht een plausible verklaring zijn, maar de vraag is: doe je er iets aan of laat je het maar gewoon zo? Gaan we het collectief gedogen en laten we ze de komende jaren onbenut of vullen we ze op een andere manier in. Ook op kleine schaal valt er winst te boeken. In Amsterdam worden leegstaande kamers in woningen verhuurd als bergruimte aan mensen die plek te kort hebben. Wie heeft iets over en wie heeft iets nodig? Dat is een simpele vraag waar heel mooie projecten uit kunnen voortvloeien.”
 

Wat met zwerfruimte die zo onderkomen is dat enkel slopen een optie is?

“Iets wegnemen en vervangen is ook een tactiek van het niet-bouwen. Ook gebouwen hebben recht op een waardevol ‘levenseinde’. De gemiddelde leeftijd van een gebouw in Europa is 78 jaar. Dat is relatief oud ten opzichte andere continenten. Zeker voor niet waardevolle gebouwen is afbreken een optie. Maar bij iedere vervanging moet een stedenbouwkundige overweging gemaakt worden. Heeft het zin om op die plek te vervangen of laten we het groen zich herstellen? En hoe kunnen we het sloopmateriaal als nieuwe grondstof gebruiken. ”
 

“We evolueren momenteel van een economie van hebben naar delen. Het is een boeiende kwestie om te onderzoeken of dit ook met het bezit van gronden en vastgoed zou kunnen werken.” - Dimitri Minten


Veel van de beschikbare maar onderbenutte ruimte is erg geschikt voor gezamenlijke projecten. Moeten we stilaan afstappen van het eigendomsidee?

“Dat is een boeiende vraag. Particulier eigenaarschap is een relatief recent begrip dat vooral ingang vond vanfa de Franse Revolutie. Daarvoor had je eerder grootgrondbezitters zoals de koning, de kerk, adel, enz…. Op een bepaald moment zijn we, parallel met de democratisering van samenleving, beginnen verkavelen. We evolueren momenteel van een economie van hebben naar delen. Het is een boeiende kwestie om te onderzoeken of dit ook met het bezit van gronden en vastgoed zou kunnen werken. Wat als we niet meer zouden denken in ‘huizen’ maar eerder in het invullen van onze ‘woonbehoeften’? Een coöperatief woonmodel kan volgens ons ook in Vlaanderen werken.”
 

Denken jullie voor de toekomst van RE-ST ook in die richting?

“We doen dit nu al. We zijn met RE-ST opgestart in de Winkelhaak in Antwerpen wat één van de eerste co-workingspaces was in Vlaanderen. Daarna huurden we een kantoor waar we samen met twee andere bedrijven enkele ruimten deelden. Momenteel zijn we net verhuisd naar een voormalige sigarenfabriek in Antwerpen. Ook hier delen we de site met een bedrijf en enkele bewoners en worden diverse ruimten collectief gebruikt.”

Het volledige programma van de Sustainable Building Academy vind je hier.
Inschrijven kan via deze weg.

Deel dit artikel:
Onze partners