Vorige keer schreef Johan Rutgeerts dat niet iedereen opgetogen is over dat vaste uurtarief dat de Vlaamse Raad van de Orde van Architecten oplegt aan de stagemeesters en stagiairs. "Het komt als zeer éénzijdig voor en niemand weet op wat dat uurloon gebaseerd is", stelt hij. In een nieuwe aflevering van DWARSBEUK pleit hij voor het organiseren van sociaal overleg tussen de beroepsverenigingen en een vertegenwoordiging van de stagiairs.
Bij de Orde horen ze niet graag dat men zich mengt of bemoeit met eerder genomen beslissingen, zelfs al zijn die voor verbetering vatbaar.
We hebben vorige keer geschreven dat niet iedereen opgetogen is over dat vaste uurtarief dat de Vlaamse Raad oplegt aan de stagemeesters en stagiairs. Het komt als zeer éénzijdig voor en niemand weet op wat dat uurloon gebaseerd is.
In België en in de ons omgevende is het sociaal overleg heilig geworden. Daar negotiëren om de twee jaar werkgevers en werknemers, vaak gedurende weken, over hoeveel loonsverhoging er een overeenkomst kan gemaakt worden, naast de gewone indexering. In Duitsland is de indexering geen automatisme zoals in België. Daar negotiëren ze èn over de indexatie èn een mogelijke verhoging samen. Als beide partijen tot een overeenkomst komen neemt de regering deze over en zet die om in een regeringsbesluit. Komen partijen niet overeen, dan neemt de regering een beslissing. Dat gaat vaak gepaard met de voorspelbare stoere taal voor de camera’s; iedereen moet in dit leven zijn rol kunnen spelen.
Ik heb mij al vaker luidop afgevraagd waarom de Orde zich niet inspireert op deze procedure. Waarom kunnen de beroepsverenigingen en een vertegenwoordiging van de stagiairs niet rond te tafel zitten, tot een onderhandeling komen en dan de vergoeding vastleggen waarna de Orde deze kan overnemen in een besluit van de Vlaamse Raad? Dat lijkt logisch, toch?
Ik kan u verzekeren, beide partijen zouden er zich beter bij voelen. Zowel de stagemeesters als de stagiairs. Bij het sociaal overleg zijn er traditioneel de spanningen die leiden tot zware communiqués waarbij beiden zich geroepen voelen om zich te profileren. Maar beiden kennen één zekerheid: als er niet tot een vergelijk gekomen wordt, dan weten ze dat het resultaat slechter zal zijn als de regering de beslissing neemt in hun plaats. Wat u ook moet weten: de mensen die bij die onderhandelingen rond de tafel zitten weten waarover ze spreken. Het zijn allemaal pro’s die perfect kunnen berekenen wat de impact van de beslissing zal zijn en in hoeverre ze zich in- of uit de markt concurreren ten opzichte van de ons omgevende landen. Er worden daar geen met cijfers opgelaten met ballonnetjes aan: beide partijen en ook de regering hebben studiediensten die elkaars cijfers dubbel factchecken. Nog zo iets dat de onderhandelaars opgebouwd hebben: een studiedienst. Bij de Orde: studiedienst? Nooit van gehoord.
Het wordt dus dringend tijd dat de Orde het initiatief neemt om een vertegenwoordiging van de stagiairs en een vertegenwoordiging van de beroepsverenigingen te laten samenstellen. Het is aan hen om zich ten gronde te voorzien van technische ondersteuning. Wat is het verschil tussen bruto en netto? Wordt er rekening gehouden met het statuut? Wordt er rekening gehouden met, ik zeg maar, de forfaitaire aftrok? Kunnen stages die in principe slechts 120 uren per maand hoeven te duren, werkelijk vergeleken worden met de inkomsten gerekend over een maand? Wordt er rekening gehouden met de input van de stagemeester? Werkt de stagiair ook voor eigen rekening?
En bovenal, wordt er rekening gehouden met de vragen die we eerder stelden:
We zijn nog steeds wachtende en benieuwd naar het antwoord van de Orde, die nu ook eens moet beseffen dat in een democratie geen beslissingen meer genomen worden over de hoofden van partijen. Betrokken partijen hun rol laten spelen, dàt is de taak van de Orde.