In een nieuwe aflevering van DWARSBEUK kaart Johan Rutgeerts aan dat architecten door omgevingsloketten tegenwoordig gevraagd worden om het bestaande rioleringsnet in de plannen van de bestaande toestand te integreren. Gezien deze plannen bij veel bestaande gebouwen niet voorhanden zijn, en architecten vooralsnog niet helderziend zijn, neigt dit voor Rutgeerts naar het absurdisme.
Van collega’s verneem ik dat er nieuwe wind waait door diverse Omgevingsloketten. Bij de plannen bestaande toestand wordt nu ook al gevraagd om het bestaande rioleringsnet in plan te brengen. In een aantal gevallen is dat duidelijk zichtbaar maar dat aantal is redelijk beperkt.
Afgaan op de ontwerpplannen, zo die al bestaan, is ook een gokje. Wie wat ervaring heeft met bouwen weet dat rioleringsplannen vaak uitgevoerd worden naar de omstandigheden. Op die tracés vertrouwen is als een kelder ingaan zonder licht.
Bij veel bestaande gebouwen zijn er geen plannen beschikbaar, laat staan rioleringsplannen. Zichtbare constructies in kaart brengen, daar zijn architecten redelijk goed tot uitstekend in beslagen. Onzichtbare en ondergrondse constructies, dat vraagt helderziendheid. Dat zit niet in het standaardpakket van de opleiding. Het is ook geen keuzevak; ik kan het weten.
Aansluiten op bestaande rioleringen vraagt vaak destructief onderzoek. Van zodra de werken kunnen aangevat worden doet de aannemer het nodige. Wat was er eerst: de zeep of het zeepbakje? Het is een kwestie van first things first.
Private rioleringsstelsels zijn in het verleden niet altijd op een correcte manier aangesloten geweest op het net, maar een dossier onvolledig verklaren omdat het bestaand net onbekend is en bijgevolg niet op de plannen bestaande toestand voorkomt is zowat het andere uiterste.
We hebben het normenboek voor het indienen van een omgevingsvergunning nog eens uitgevlooid: nergens wordt aangegeven dat niet gekende ondergrondse constructies op de plannen bestaande toestand dienen vermeld te worden.
Mijn stagemeester berispte mij ooit: ‘Teken alleen lijnen waarvan je zeker bent dat ze iets vertegenwoordigen. De rest is fictie en behoort tot een specifiek domein binnen de literatuur.’ Mijn stagemeester is inmiddels gestorven maar veel van zijn wijsheden vullen nog steeds een beschermd monument in mijn hersenen.
De vraag naar de bestaande toestand van een riolering ervaren architecten als absurd. Tergend als ze één dag voor het verstrijken van de volledigheidsverklaring gesteld wordt.