Johan Rutgeerts is nog niet klaar met het precaire statuut van de stagiair-architecten. In een nieuwe aflevering van DWARSBEUK pleit hij voor een grondige hervorming van de stage, die gericht is op de vervolmaking tot architect, zonder dat de architect in wording daarbij al eigen werk mag aanvaarden.
België, neen Vlaanderen, is zowat het enige land in de wereld, waar je je vanaf dag één na het behalen van je masterdiploma, kan inschrijven op de lijst van de stagiairs en beginnen aan eigen werk. Bij onze Waalse collega’s is dat pas na zes maanden het geval.
Die toelating om eigen werk te mogen aannemen is een slinkse manier om het oude stagepatroon in stand te houden. Hiermee bedoel ik dat een stagiair op de stageplek een beetje ondersteuning krijgt voor alle kennis die hij mislopen heeft tijdens de opleiding en daarbij een maandelijks doch bescheiden inkomen verwerft terwijl hij ondertussen bezig is met zijn eigen bureau uit te bouwen.
Om de schijn hoog te houden dat het er serieus aan toe gaat moet de stagiair maandelijks zijn dagrapporten doorsturen naar de Orde, om de zes maanden een globaal verslag en een nieuw stappenplan indienen. Er wordt ook verwacht dat de stagemeester zo’n verslag schrijft.
De stagecommissie van de Orde kijkt die administratie na en stuurt soms, niet altijd, een achtbaar lid op pad, om over de stage eens te praten. Als dat gedurende vier maal zes maanden correct verlopen is, is de stage afgelopen en kan dè carrière beginnen. Een 4/5e werkweek volstaat volgens de Orde om dit stadium te bereiken.
Veel stagiairs blijven nog wat hangen. Het eigen bureau is nog niet rendabel genoeg en de stagemeester is al bij blij dat de dossiers waar de nu junior-architect mee bezig was, verder opgevolgd worden. Mooi toch?
Die praktijk loopt in een aantal landen al zo’n driehonderd jaar zo. Er zijn zelfs stageplaatsen bij sterarchitecten waarvoor moet betaald worden of een sponsor gevonden worden om het verblijfs- en levensonderhoud tijdens deze periode te kunnen betalen. Rijke ouders hebben, dat helpt ook.
Na gesprekken met Ordes en onderwijsinstellingen uit het buitenland hebben we een paar jaren terug een alternatief voorgesteld. Wie afstudeert, schrijft zich in op de tabel van de stagiairs en dat is het dan. Geen eigen werk aanvaarden maar wel: zich vervolmaken. Waar hij zich vervolmaakt, hoe hij dat doet, bij wie, in het binnenland, in het buitenland: daar is de stagiair volledig vrij in. Na ten vroegste twee jaar mag hij dan voor een commissie zijn portfolio voorleggen en zal hij ondervraagd worden over zeven vakgebieden om na te gaan of de opgedane ervaring voldoende is om op eigen benen het werkveld in te stappen. Een beetje naar het Amerikaans model waar je na zeven à acht jaar een examen mag afleggen om opgenomen te worden op de tabel van het respectabele American Institute of Architects. U kan dat eens nagaan op hun site. In een aantal Europese landen bestaat dat systeem ook, zij het onder een andere vorm.
Centraal staat hier de zelfstandigheid: laat jonge mensen maar zelf uitzoeken wat ze voor zichzelf het beste vinden. Die zijn daar best toe in staat en wellicht zullen ze minder ontgoochelingen oplopen. Geen betutteling meer van de Orde. Laat de jongeren vrij.
Wellicht zullen er een aantal zijn die, nog voor de twee jaar voorbij zijn, het voor bekeken houden. Ofwel kiezen ze voor een carrière op een architectenbureau, of wel doen ze iets totaal anders. Ofwel stellen ze hun keuze nog wat uit. Weet dat in de huidige situatie, vijf jaar na de opleiding, amper nog de helft van de afgestudeerden in de branche werkzaam is waarvoor ze gestudeerd hebben. U moet daar niet van verschieten. In de architectuursector is dat niet anders.
Hoe zo’n commissie er moet uitzien lijkt redelijk logisch: een paar mensen van de Orde, uiteraard, een paar mensen van de beroepsverenigingen, ook uiteraard, en een paar mensen uit het onderwijs, nog eens uiteraard. Evenveel mannen als vrouwen: zeker uiteraard.
Pas indien met succes de proef doorstaan wordt, kan er begonnen worden met een eigen bureau.
Waarom dat voorstel er nog niet doorgekomen is? Wel, de Orde is daar nog maar zeven jaar mee bezig en het mag nu ook weer niet te snel gaan. Wat we inmiddels ook vastgesteld hebben: de Orde kan niet omgaan met het idee dat ze iets niet te controleren hebben. Vrijheid van handelen is niet iets wat binnen de canon van een Orde past. Die paternalistische mentaliteit weegt zwaarder door in het denken van de mandatarissen dan ik vermoedde.
Maar eigenlijk hoeven ze nergens schrik voor te hebben: ze hebben nog een rol te spelen. De Orde moet, samen met de beroepsverenigingen, zorgen voor een degelijk en werkbaar statuut van die aspirant-architecten.
Daar hebben we het de volgende keer over.