2018 is het jaar waarin het oeuvre van architect Léon Stynen in de kijker wordt gezet. Vanavond opent de overzichtstentoonstelling 'Léon Stynen, architect' in deSingel in Antwerpen. Architectura.be legde enkele vragen over Stynen voor aan Bart Hollanders en Mathias Bastiaensen van Eagles of Architecture. Het bureau nam de scenografie van de tentoonstelling voor zijn rekening. Stynen2018 is een initatief van het Vlaams Architectuurinstituut.
Wat maakt het werk van Stynen zo bijzonder?
Het oeuvre van Stynen wordt vooral gekenmerkt door de enorme hoeveelheid aan materiaal die hij, samen met zijn bureau, heeft geproduceerd, zowel gebouwde als niet-gerealiseerde ontwerpen. De halve eeuw die zijn carrière overspant is er één waarin, binnen de wereld van de architectuur, veel is gebeurd. Stynen zag in 1925 met eigen ogen de opkomst van het modernisme op de wereldtentoonstelling van Parijs in de paviljoenen van Le Corbusier en Melnikov. Deze ervaring was voor hem het beginpunt van een zoektocht naar een eigen invulling voor deze stroming. Deze zoektocht lijkt als een constante doorheen zijn oeuvre te lopen, waarbij Stynen eigen bevindingen en lessen uit vorige gebouwen steeds probeert te combineren met invloeden van andere architecten om zijn eigen architectuur verder te ontwikkelen. Deze invloeden komen nog het duidelijkst naar voor in de prachtige posters die hij maakte ter voorbereiding van zijn lessen.
Welke realisaties van Stynen spreken u het meest aan?
Voor de tentoonstelling in deSingel hebben wij vijf gevels geselecteerd van verschillende gebouwen die op een schaal van 1/5 op de campus gebouwd worden. Deze gevels vertonen een zeer kenmerkend Stynen-systeem. Vooral De Zonnewijzer aan het Albertpark in Antwerpen toont in zijn gevel het métier van Stynen. Het appartementsgebouw, deels in eigen opdracht gebouwd, is een duidelijke afspiegeling van zijn rationele ontwerpvisie, in combinatie met zijn eigen verhoudingssysteem en een zeer elegante vorm van brutalisme. Het betonskelet wordt geaccentueerd door het gebouchardeerde beton en in de voorgevel ingevuld met grote glaspartijen, loggia's en natuurstenen invulwerk. Toch is het vooral de 'zijgevel' in de Zonnewijzerstraat die ons aansprak. De gevel lijkt hier haast 'om te draaien', met maximale beglazing in de winkel en eigen atelierruimte, en een meer gesloten gevel aan de bovenliggende appartementen. Het ontwerp van de inkom met schuin ingeplante trappartij toont zijn gevoeligheid voor ruimtelijkheid en de architecturale wandeling.
Wat is zijn meest onderschatte realisatie?
Stynen is vooral bekend als ontwerper van zijn grote, beeldbepalende gebouwen in Antwerpen, Brussel, Knokke, Oostende. Door hun schaal kan hij zeer genereus zijn met de ruimte. Het is echter in de kleinere gebouwen, zoals de Zonnewijzer en huis Verstrepen, dat je merkt dat deze generositeit altijd in zijn werk vervat zit, ook daar waar het vaak minder vanzelfsprekend is om hiervoor ruimte te maken.
Zijn er ook realisaties of aspecten van Stynen waar u minder enthousiast over bent?
Zoals elke architect heeft ook Léon Stynen waarschijnlijk mindere werken, alleen is het voor ons onmogelijk om deze, binnen de carrière van Stynen, naar waarde te schatten. Het is in deze realisaties dat je het gevecht om architectuur met een ziel te bouwen, voelt. De relatie met opdrachtgevers, aannemers, financiële parameters, wetgeving en dergelijke maken het beroep van architect complex, en zorgen ervoor dat je bij elke opdracht opnieuw op zoek moet naar een evenwicht en de vrijheid om als architect je eigenheid te kunnen bewaren.
Zijn er parallellen te trekken tussen uw ontwerpvisie en die van Stynen?
Stynen heeft de structurele elementen van zijn gebouw in de meeste van zijn realisaties willen inzetten als ruimtelijke meerwaarde. Hierdoor ontstaat meestal een zuivere en rationele structuur, die niet altijd de meest voor de hand liggende moet zijn, zoals bij de BP-toren of zijn trap voor Paleis V. Door de ruimtelijke beleving van zijn gebouw - zie bijvoorbeeld de inkom en wandeling rondom de patio's in deSingel - zo prominent te maken moet de structuur wel volgen om te verrijken in plaats van te doorbreken.
Hebt u Stynen persoonlijk ontmoet? Hoe was hij als mens?
Wij hebben Stynen nooit persoonlijk ontmoet en hebben bijgevolg weinig om ons op te baseren als het gaat over zijn persoonlijkheid. Uit zijn werk, zowel als architect als docent, kan je wel opmaken dat hij een zeer duidelijk en uitgesproken idee had waar hij met zijn architectuur naar op zoek was.
Stel dat u als kritische architectuurjournalist één “intelligente en kritische vraag” zou mogen stellen aan Stynen, welke zou dat dan zijn?
Wanneer wij het werk van een andere architect bestuderen, zien we dit als een ontdekking, een reis in architectuur en een zoektocht naar dingen die we mee kunnen nemen in onze eigen architectuurpraktijk. We stellen ons vragen bij het werk van de architect om eruit te leren en het werk dieper te doorgronden. Door deze kritische benadering trachten we het karakter van de architectuur te doorgronden en de verschillende ontwerpbeslissingen die tot een ontwerp leiden, te verstaan. We zouden dus niet één kritische vraag stellen, maar de achterliggende visie bevragen om er zelf als architect uit te leren.
Hoe heeft Stynen u geïnspireerd voor de scenografie van de overzichtstentoonstelling?
We haalden eerder al aan dat Stynens archief zeer omvangrijk is. Wij hebben ervoor gekozen, in samenspraak met het Vlaams Architectuurinstituut en Architectuurarchief Vlaanderen, om deze veelheid als wezenlijk onderdeel van de tentoonstelling te tonen. Om een zo breed mogelijk beeld van Stynen te tonen en niet te proberen hem in een bepaalde niche te steken, hebben we een selectie gemaakt die zo min mogelijk een reductie is. De volledige carrière van Stynen komt aan bod, zonder duidelijk onderscheid te maken tussen vroeg of laat, maar als een constant proces en zoektocht, een verkenning en overzicht van de evolutie van de hedendaagse architectuur tijdens de halve eeuw Stynen.