Op dinsdag 16 oktober vindt in Gent een Expert day plaats rond ‘The Performance Gap’, het verschil tussen theoretische energieprestatie en reëel energiegebruik in woningen. Met andere woorden: hoeveel energie gebruiken we werkelijk in onze huizen versus hoe goed of slecht presteren onze woningen volgens hun energieprestatiecertificaten en andere berekeningen? Marc Delghust (UGent) schreef hierover een opiniestuk voor architectura.be.
Dit topic herinnert ons aan de kwestie van de ‘sjoemelsoftware’ – het woord van het jaar 2015 – bij autoproducenten, met als triest gevolg dat de vernieuwing van onze wagenpark niet leidde tot de beoogde uitstootreductie. Ook ons gebouwenpark kampt met een gelijkaardig probleem: het verschil in energiegebruik tussen oude en nieuwe, ‘zuinige’, woningen blijkt veel lager dan voorspeld. De boosdoener hier is geen kwaadwillig ontwikkelde sjoemelsoftware, maar voor een deel wel een te groot vertrouwen in gestandaardiseerde rekensoftware en prestatie-indicatoren en te weinig aandacht voor wat veldonderzoek en gezond verstand ons vertellen.
We gebruiken geen energie omdat we dat willen, maar omdat we dat nodig hebben voor een gezonde en comfortabele binnenomgeving. Een woning met een betere energieprestatie betekent eigenlijk enkel dat je met een lagere energiefactuur nog steeds een even goede binnenomgeving kan bekomen, óf dat je een betere binnenomgeving kan bekomen tegen dezelfde energiefactuur. Of je vooral bespaart of vooral aan levenskwaliteit wint, hangt in grote mate af van de bewoners, maar ook van de keuzes die de ontwerper aan die bewoners overlaat. Bijvoorbeeld de mogelijkheid om de slaapkamers koeler te houden terwijl de leefruimte op een hogere temperatuur gestookt wordt, is wel of niet mogelijk naargelang het ontwerp van het huis: de ruimte-indeling en isolatie, de opsplitsing in ventilatiezones en verwarmingskringen, de centrale of decentrale sturing... Het is dus niet omdat de bewoner in theorie de ‘keuzevrijheid’ heeft (‘hij mag dat’), dat hij daadwerkelijk de ‘keuzemogelijkheid’ heeft (‘hij kan dat’, liefst op een eenvoudige manier).
"Rekentools zijn nuttige hulpmiddelen, maar vervangen geenszins gezond verstand, inzicht en creativiteit."
De EPB-rekenmethode laat niet toe om zo’n ‘thermische zonering’ in rekening te brengen, aangezien het hele gebouw als één zone wordt beschouwd in de rekenmethode. Maar laat dat geen excuus zijn voor de ontwerper om daar geen rekening mee te houden. Dat geldt ook voor andere vereenvoudigingen. Rekentools zijn nuttige hulpmiddelen, maar vervangen geenszins gezond verstand, inzicht en creativiteit. Om die ten volle te kunnen benutten bij elk uniek bouwproject, is het echter niet voldoende om die kennis en vaardigheden te hebben. Je hebt ook genoeg speelruimte nodig binnen het regelgevend kader om die te benutten. Ook op vlak van energie is ontwerpen voor een stuk maatwerk, waarbij goede maattabellen (S/M/L/XL?) slechts een vertrekpunt zijn om tot een zo goed mogelijk resultaat te komen voor de klant.
"De sjoemelsoftware ontketende grote verontwaardiging en argwaan tegenover de automobielsector. Niemand wil hetzelfde zien gebeuren met de bouwsector, toch?"
Dit maakt de reeds complexe job van architect of ontwerpteam er niet eenvoudiger op. Bovendien zijn inzichten, oplossingen en producten in continue evolutie, terwijl nieuwe uitdagingen zich voordoen. Vroeger lag de focus op het isoleren van de gebouwschil en ondertussen kijken we vooral naar het totale jaarlijkse energiegebruik. Nu worden ook de pieken in energiegebruik alsmaar belangrijker, om rekening te houden met het grid en de schommelende opbrengst van PV en wind, maar dat wordt nog niet opgenomen in de officiële prestatie-indicatoren. Een gemiddelde kWh elektriciteit op ons net is nochtans minder groen om middernacht dan op een zonnige middag. Conclusie: rekentools en labels moeten mee evolueren met die inzichten, om het regelgevend kader te verbeteren en om ontwerpers te ondersteunen, niet om hen te vervangen.
De sjoemelsoftware ontketende grote verontwaardiging en argwaan tegenover de automobielsector. Niemand wil hetzelfde zien gebeuren met de bouwsector, toch? Daarom moeten we heel open en eerlijk communiceren over de werkelijke energiebesparingen en uitstootreducties die we behalen, zonder pessimisme noch verbloeming. Dit mag geen wedstrijd zijn om het laagste label, zelfs niet om het laagste energiegebruik of de laagste uitstoot: gezondheid en comfort hebben ook een waarde. Of het nu tegen de klimaatopwarming is, voor een gezonder milieu, om black-outs te vermijden, of om geopolitieke redenen, ons energiegebruik en CO2-uitstoot moeten wel omlaag. Een verbetering van de energieprestatie van ons gebouwenpark is daar één onderdeel in, maar dit moet altijd afgetoetst worden aan de evolutie van het werkelijk energiegebruik. De kennis die we daarbij opdoen, moet terugvloeien naar het ontwerpen van betere woningen, systemen en producten. Pasklare, allesomvattende antwoorden aanleveren zal nooit kunnen, maar wel inzichten en kennis, de basis voor betere rekentools, prestatie-indicatoren, producten en ontwerpen. Dit is meteen de opzet van de Expert day ‘The Performance Gap’, gelinkt aan het SBO-onderzoeksproject ‘NEPBC’ (“Next generation energy assement methods towards a carbon neutral building stock”).