Midden 2018 lanceerde BESIX samen met de Vlaamse Confederatie Bouw en Vlaanderen Circulair het online deelplatform voor bouwmateriaal en -materieel Werflink. Het pilootproject loopt in juni af, maar Werflink kreeg recent al een eerste evaluatie. Die is positief, maar legt ook enkele zaken bloot die beter kunnen. “Zo biedt het platform sinds kort ook stockageruimte aan, iets wat absoluut noodzakelijk bleek”, zegt Erwin Dresen van BESIX.
Bouwbedrijven blijven vaak zitten met overschotten ruwbouw- en afwerkingsmaterialen. Ze gebruiken hun werfmaterieel ook niet heel de tijd. BESIX wou daar iets aan doen en lanceerde daarom een jaar geleden Werflink, in samenwerking met Vlaanderen Circulair en de VCB. Dat is een online deelplatform en smartphone-app voor Belgische bouwbedrijven voor het uitwisselen, door verhuur of verkoop, van zo’n overschotten. Alle leden van de VCB kunnen de app kosteloos gebruiken. “Het ging om een pilootproject van een jaar. In juni loopt het dus af. Daarom was het tijd voor een evaluatie en die heeft enkele interessante bevindingen aan het licht gebracht”, vertelt Erwin Dresen, lead buyer bij BESIX en geestelijke vader van Werflink.
Hij begint met het goede nieuws: “Momenteel telt Werflink 415 gebruikersaccounts, gespreid over 275 bouwbedrijven. 50% van wat er verhuurd of verhandeld wordt is bouwmaterieel, de andere 50% is bouwmateriaal, overschotten dus. Vanaf de start van het pilootproject bezochten al 6.000 unieke bezoekers het platform. FLOOW2, dat het platform en de daaraan gekoppelde app technisch ondersteunt, berekende dat de gebruikers in 2018 een gemiddelde omzet realiseerden van 2.235 euro. Dat is misschien geen gigantisch bedrag, maar je mag niet vergeten dat het, wat het bouwmateriaal betreft tenminste, gaat om overschotten die anders gewoon op de vuilnisbelt belanden. Je doet met andere woorden iets aan de afvalberg en wordt er nog voor vergoed ook. De items die momenteel te huur worden aangeboden hebben een totale waarde van 15.000 euro, de totale waarde van de items die te koop staan, is 50.000 euro.”
Overschotten vaak te laat online
“Dat is zeker niet slecht, maar er zijn dus ook nog werkpunten. Zo is een werf een tijdelijk en geen permanent gegeven. Ze is constant in beweging en dat bleek al eens een probleem. Werfleiders zetten meestal een week voor de werf sluit online welke overschotten ze hebben. Dat is dikwijls te laat. Als de werf van het bouwbedrijf dat die overschotten wil gebruiken pas een maand later wordt opgestart, zit je als het echt om grote overschotten gaat vaak met een stockageprobleem. Idealiter gaat het materiaal immers van de ene werf rechtstreeks naar een andere. Het sneller doorgeven van overschotten vergt dus echt een mindshift bij bouwbedrijven.” BESIX ging wel meteen over tot actie zodra het dat probleem vaststelde. “We werken daarvoor nu samen met Shipit, dat stockageruimte aanbiedt. In de toekomst zouden we aannemers ook rechtstreeks kunnen linken met Shipit.”
Ook voor particulieren?
Een ander punt waar BESIX zich samen met Vlaanderen Circulair en de VCB over buigt, is of het Werflink kan uitbreiden naar de particuliere markt. “Momenteel gaat het om een B2B-concept, maar we krijgen regelmatig de opmerking van particulieren dat ze ergens bakstenen hebben zien liggen en die graag zouden gebruiken. Zo’n klein overschot is voor een bouwbedrijf minder interessant – de transportkosten zijn vaak hoger dan de prijs van het materiaal zelf – en momenteel gebeurt daar dan ook vaak niets mee. Dan is het zonde dat die inderdaad niet kunnen worden aangekocht door particulieren, die ze dan zelf kunnen komen afhalen.”
Lastiger voor nieuwbouwprojecten
Een derde probleem schuilt volgens Dresen in het feit dat er nog geen certificering is voor herbruikbare materialen. "Als er in het lastenboek van een nieuw project staat dat het voor een bepaald percentage uit herbruikbaar materiaal moet bestaan, worden die overschotten door de bouwheer meestal wel makkelijk aanvaard, maar in nieuwbouwprojecten is dat soms lastig, want dan moeten die certificaten er wel zijn.”
Toekomst
Werflink heeft dus ook na de pilootfase zeker nog een toekomst. “Het is de VCB die beslist of ze ermee wil doorgaan, maar wij zijn alvast voorstander. Bouwend Nederland, het Nederlandse equivalent van de VCB, liet ook al weten potentieel te zien in Werflink en dus moeten we het deelplatform misschien uitbreiden naar onze noorderburen. Dat zou zeker interessant zijn voor werven aan de grens", besluit Dresen. Er zal ook nog een enquête volgen onder de gebruikers.