De conceptnota Vernieuwd Bouwmeesterschap die zopas werd goedgekeurd door de Vlaamse regering effent ook het pad voor een nieuw systeem van Open Oproep. Dat zal dus niet afgeschaft worden, maar moet in de toekomst een ruimere groep architecten aanspreken. De nieuwe Bouwmeester moet er ook voor zorgen dat meer projecten die tot stand komen via de Open Oproep daadwerkelijk gerealiseerd worden.
De conceptnota bepaalt dat de nieuwe Bouwmeester tijdens het eerste jaar van het mandaat de procedure van de Open Oproep moet bijsturen ‘zodat de begeleidende en adviserende rol van de Vlaams Bouwmeester wordt benadrukt.’
Die bijsturing moet ervoor zorgen dat de Open Oproep een ruimere groep ontwerpers en opdrachtgevers aanspreekt, dat er een grotere diversiteit aan projecten aangetrokken wordt en dat de realisatiegraad stijgt. De aanpassingen komen tegemoet aan de klacht van heel wat architecten dat de Open Oproep te zeer in dezelfde vijver viste en dat er te veel Open Oproep-projecten nooit gerealiseerd werden.
Die kritiek kwam duidelijk naar boven in het opiniestuk dat Architectura in mei 2014 schreef na bevraging bij een aantal bureaus die hun bedenkingen hadden bij het systeem van de Open Oproep en de manier waarop dit de jongste jaren werd ingevuld.
Enkele passages uit het artikel i.v.m. de Open Oproep
Een veel gehoorde kritiek is dat de Vlaamse Bouwmeester steeds in dezelfde vijver vist en dat toewijzingen van ontwerpopdrachten vaak naar een selecte groep van ontwerpers gaan, wiens gedachtegoed op dezelfde lijn ligt als dat van de bouwmeester.
We hebben op basis van gegevens op de website de frequentie onderzocht waarop dezelfde namen opnieuw terugkomen. Wat blijkt is dat sinds 2010 meer dan de helft, vier op zeven, namen zijn van bureaus die veelvuldig voorkomen in de shortlists. 77 bureaus komen opgeteld 204 keer in de shortlists voor, terwijl slechts 154 één maal voorkomen. De huidig Vlaams Bouwmeester schuift dus voor de meerderheid van zijn selecties dezelfde bureaus naar voren.
Ervaren bureaus, de oudere vaste waarden, komen in de Open Oproep zelfs totaal niet aan bod omdat de bouwheer ervan uit lijkt te gaan dat ze sowieso niet out-of-the-box kunnen denken. Veel van die bureaus stellen zich daarom zelfs niet langer kandidaat voor de Open Oproep. Zonde, vermits er bij deze bureaus heel wat expertise aanwezig is.
In Vlaanderen zijn 6.500 architecten actief. Door voor de Open Oproep terug te vallen op een selecte groep, ondergraaft een Vlaams Bouwmeester het draagvlak bij de meerderheid van de ontwerpers. Het bouwmeesterschap trekt zich volgens sommigen terug in een select gezelschap en zo dreigt het de bredere aanhechting met het draagvlak te verliezen.
Het stuit ook velen tegen de borst dat de Bouwmeester schijnbaar willekeurig zijn keuze kan maken. De criteria waaraan ontwerpers moeten voldoen zijn volgens hen niet duidelijk of objectief. Het samenstellen van de shortlist lijkt volgens veel architecten steeds meer op een persoonlijke bezigheid van de Bouwmeester die hiervoor geen enkele of nauwelijks verantwoording aflegt. Anderzijds kan je wel opmerken dat de Bouwmeester op zich niet verplicht is om hierover verantwoording af te leggen. Hij zou echter wel transparant te werk moeten gaan, hij moet motiveringen geven voor de selecties en dat gebeurt volgens velen nog te weinig.
Bij het begin was er een protocol waarin de bouwmeester de architecten publiekelijk te woord stond. Vanuit zijn rijpheid was bOb Van Reeth een coach voor de architectuur in Vlaanderen. Hij ontwikkelde de Open Oproep als één van de tools en procedures om, binnen het kader van de wetgeving overheidsopdrachten, iets moois te maken voor de architectuur in Vlaanderen. Marcel Smets heeft daarop zijn beurt optimaal gebruik van proberen maken. Maar nu lijkt die oorspronkelijke ambitie verdwenen en is de klemtoon verschoven. Van een coach die bouwheren begeleidt, en daarvoor allerlei methoden en concepten voor ontwikkelde, is het bouwmeesterschap geëvolueerd naar een curator die aan de hand van een handvol modelprojecten Vlaanderen (en daarmee zichzelf) internationaal op de kaart tracht te zetten. Dit voldoet aan het vooropgestelde profiel van de Vlaamse overheid, maar of Vlaanderen daar behoefte aan heeft, valt te betwijfelen.
Tegenargumenten van toenmalig bouwmeester Peter Swinnen
In zijn recht van Antwoord pareerde Peter Swinnen deze kritiek. Hieronder enkele passages uit zijn repliek.
Omtrent de Open Oproep en kwantiteit:
Het aantal projecten dat via de Open Oproep gepubliceerd werd is tijdens mijn mandaat effectief verminderd. De redenen daarvoor zijn veelvuldig. Vooreerst zijn er externe redenen. Door de crisis zijn openbare besturen minder snel geneigd te investeren in bakstenen. Dit is een feit dat we enkel kunnen vaststellen. Voorts hebben we – zoals U ongetwijfeld weet – recent gemeentelijke verkiezingen gehad. U moet er maar eens de afgelopen 14 jaar Open Oproep op nakijken en dan zal U merken dat er tijdens de semesters rond verkiezingen beduidend minder Open Oproepen zijn. De redenen daarvoor zijn logisch, aangezien besturen hun termijn beëindigen en vaak geen engagementen wensen aan te gaan in naam van het volgend bestuur.
Maar er zijn tevens interne redenen. Wij hebben de werking van de Open Oproep - als een unieke procedure - zeer nauwgezet onder de loep genomen. Dat werd ook zo aangekondigd in mijn ambitienota (2010-15). De net verschenen publicatie “De Open Oproep, een handleiding voor de publieke bouwheer” is daarvan het resultaat. Ik kan u de lectuur ervan van harte aanbevelen. Een van de cruciale maatregelen die we genomen hebben is het nauwer toezien op de volledigheid van het protocol afgesloten tussen opdrachtgever en Team Vlaams Bouwmeester. U mag gerust stellen dat we dit verstrengd hebben, en dit om meer garantie te kunnen bieden op een voorbeeldig realisatieproces. Tevens zorgen wij nu meer dan ooit voor de opvolging van de projecten na gunning, door onder meer de bouwheer te verplichten een projectmanager te engageren voor het gehele proces alsook ervoor te zorgen dat het extern jurylid de evolutie van het dossier opvolgt tot aan de bouwaanvraag fase. Tot slot ijveren wij niet aflatend voor betere remuneraties voor de ontwerpers, zowel voor de ontwerpdossiers alsook met betrekking tot de ereloonpercentages. Daaraan gekoppeld hebben we voor de ontwerpdossiers een lijst met deliverables opgemaakt per schijf die de bouwheer wenst te investeren in de onderhandelingsprocedure, zodat we kunnen garanderen dat ontwerpers niet méér werken dan gevraagd, opdat de operatie voor hen niet verlieslatend hoeft te worden en de bouwheer gewogen en vergelijkbare dossiers gepresenteerd krijgt.
Dus ja, in verhouding noteren we minder Open Oproeptrajecten dan voorheen, maar daaraan gekoppeld publiceren we enkel die trajecten die zeer afgewogen en afgestemd aan de meet kunnen starten. De Open Oproep is immers niet zomaar een vat dat met aanbestedingen kan gevuld worden. Dit correct voorbereiden is een zeer intens proces voor het Team Vlaams Bouwmeester. Over die terdege voorbereiding hoor ik u evenwel niets vermelden, wat een gemiste kans is.
Omtrent de Open Oproep en frequentie/omvang:
U meldt dat de Open Oproep "vroeger representatief was in aantal, omvang en frequentie". Over de aantallen hebben we het hierboven reeds gehad. Wat de frequentie betreft behelst de Open Oproep een zesmaandelijkse (Europese) publicatie. Die frequentie wordt sinds het begin van de procedure aangehouden. Wij begrijpen aldus niet wat uw argument zou zijn omtrent de frequentie.
Met betrekking tot de omvang van Open Oproeptrajecten suggereert u enerzijds dat dit niet langer representatief zou zijn (representatief voor wat is ons niet geheel duidelijk) en anderzijds meldt u onafgetoetst dat wij heden enkel zouden geïnteresseerd zijn in de grote en ambitieuze projecten. Wij denken dat we zoals steeds een gezonde mix van kleinere en grote projecten aan bod laten komen. Wat we wel kunnen melden is dat we afgelopen jaren enkele zeer grote bouwheren (lees: zeer substantiële investeringsbudgetten) hebben kunnen overtuigen om in de Open Oproep te stappen. Zo zal kortelings de nieuwbouw voor de VRT gepubliceerd worden, een traject dat ontzettend veel voorbereidend werk van ons heeft gevergd en waar we dus effectief trots op zijn om dit binnen de Open Oproep te mogen begeleiden. Als u die goede zorgen verkeerdelijk verwart met een schijnbaar te hoge ambitie van onze zijde dan kunnen wij dit enkel betreuren. De maatschappelijke ruimte vaart er immers wel bij. Dus wij zullen blijven doorgaan op dit urgent elan.
Omtrent de Open Oproep en de pre-selectie:
Uw aanklacht betreffende “het vissen in dezelfde vijver” kan dubbel geïnterpreteerd worden. Enerzijds is het zo dat voor de Open Oproep zeer vaak dezelfde architecten inschrijven, zowel nationaal als internationaal. Via interviews, lezingen en artikels omtrent de Open Oproep pogen we systematisch de scope van inschrijvers op te drijven en uit te breiden. Anderzijds wrijft u mij aan dat ik steeds weer dezelfde bureaus zou pre-selecteren (voor de goede orde: de bouwheer selecteert uiteindelijk de kandidaten). Ik kan u in eer en geweten meedelen dat ik breed en inclusief pre-selecteer en dat mijn ‘gusto’ daarbij allesbehalve een determinerende rol speelt.
U meldt vervolgens dat ervaren bureaus – u noemt ze oude vaste waarden - uit de boot zouden vallen. Dat lijkt ons kort door de bocht. We hebben immers geen idee hoe u deze denominatie bepaalt - wat een vaste waarde zou betekenen, laat staan een oude waarde.
De pre-selectie gebeurt zoals steeds op een brede en inclusieve manier, en is sinds 15 jaar het voorrecht van de Bouwmeester, een wijze die tevens beleid werd door bOb Van Reeth en Marcel Smets. Het is daarbij van substantieel belang te melden dat de pre-selectie, en het feit dat de bouwheer hierop wenst verder te werken/bouwen, een wezenlijk teken van professioneel vertrouwen is tussen beide partijen. Het is als het ware de eerste test in het kunnen en durven rekenen op elkaar binnen een intens realisatietraject. En wij kunnen u garanderen dat het verzorgen en behouden van dat vertrouwen meer dan een fulltime bezigheid is. Maar ook daarover horen wij u geen woord reppen. U verwijst enkel naar het schijnbaar wantrouwen van de architecten aan ons/mijn adres.