In Frizet, een dorpje op een steenworp van Namen, staat een klein woonhuis dat te krap geworden was om te voldoen aan de behoeften van zijn bewoners. Het diende uiteindelijk als centrale pijler voor de uitbreiding die eromheen werd ontvouwen, als een origami. Beton eist hier een hoofdrol op: het werd gebruikt voor heel de buitenkant en ook voor een groot deel van de binnenafwerking.
Het is nauwelijks te geloven, maar op amper vijf kilometer van het centrum van Namen vind je een stukje erfgoed in een schitterende natuur. Héél speciaal... Het gehucht Frizet (gemeente Vedrin) ligt tegen de flank van de gelijknamige vallei, schijnbaar ver weg van de grote verkeersaders die nochtans vlakbij naar alle richtingen vertrekken. De tijd lijkt hier te hebben stilgestaan, tussen weiden en coulisselandschap.
Aan de rand van het gehucht staat de kerk, de Saint-Martin, of wat daarvan rest. Dat wil zeggen: niet veel, hoewel ze in de 19de eeuw de hoofdkerk was van de dorpen en landerijen van Frizet, met invloed over een gebied van ongeveer 3.200 hectare. In 1958 werd ze als monument toegevoegd aan de lijst van het Waalse erfgoed, maar dat heeft het verdere verval niet verhinderd: er zijn pilaren ingestort, er groeien bomen in de kerk en niemand lijkt zich er nog druk over te maken.
Uitgerekend tegenover de Saint-Martin, zowat tien meter verder, liggen enkele kleine huisjes. Het dichtste bij de ruïnes behoort al meerdere generaties toe aan de familie van de huidige eigenares. De woning was echter veel te klein voor de actuele behoeften van de bewoners en werd daarom omgebouwd tot ... garage. Het pand bleef echter een grote sentimentele waarde hebben voor de eigenares: ze wilde er graag wonen met haar partner. Ze zocht contact met het kantoor “Specimen architects” om uitbredingswerken uit te voeren.
De eeuwige strijd van vorm en inhoud
“De typologie van het gebouw en de materialen waarmee het opgetrokken is, zijn karakteristiek voor de streek. Het initiële idee beoogde dus een versterking van dit typische karakter door de woning te vergroten met een lengte en een uitbreiding als van papiervouwkunst, met respect voor de bestaande basis”, stelt Nicolas Bourguignon, de architect die instond voor het project.
Zo bleef het bestaande huisje behouden: het werd het hart van het nieuwe project dat eromheen werd gewikkeld. “De bedoeling was dat het supplementaire volume zich ontvouwt in de vorm van een reeks schuine snedes die verwijzen naar de traditionele daken en volumes van de buurhuizen.” Dat was een radicale koerswijziging. Maar ze werd nog radicaler... “Daarna begonnen we na te denken over inhoud en vorm, en zo kwamen we uit op een concept waarbij de buitenmantel bepalend werd voor de binnenruimtes. Vanuit die optiek wilden we een volledige mantel aan één stuk. Beton leek dan de beste oplossing, zowel technisch als esthetisch.”
Voor Nicolas Bourguignon ging het ook om een uitgesproken eerbetoon aan een van zijn referenties, fotograaf Gabor Kasza, en meer bepaald zijn “Concrete Photobook”, een concept waarbij de inhoud specifiek beantwoordt aan de vorm. Gabor Kasza heeft namelijk een reeks foto’s gerealiseerd met beton als centraal thema. Met het oog op perfecte symbiose met het hoofdthema werd het foedraal van het boek ook uitgevoerd in beton…
Brutalisme in puurste vorm
“We hadden het project graag gerealiseerd met architectonisch beton, maar dat zou het budget zwaar belasten. Naarmate we onze reflectie rond het project verfijnden, gleed onze keuze veeleer naar prefabmuren.” Naast de financiële winst van dergelijke oplossing was ze technisch interessant gezien het draagvermogen van een “premuur”, ook al omdat het terrein gedeeltelijk ingegraven was. “Op esthetisch vlak zaten we daarentegen in een heel ander register: ruw, ruig, primitief”, vervolgt de architect.
De conceptontwikkelaar had daar hoegenaamd geen probleem mee: hij heeft een grote bewondering voor het brutalisme. Dat is namelijk de beweging die onder de vleugels van de grote architect Le Corbusier, in de periode vanaf 1920 zwoer bij het ruwe aspect van ter plaatse gestort beton. De term “brutalisme” is overigens een afleiding van de beschrijving door Le Corbusier van de materialiteit van zijn projecten: gevels in ruw, onbewerkt (=“brut”) beton, d.w.z. zonder bekleding, in zijn natuurlijke staat. De beweging rond Le Corbusier beschouwde de ruwheid van het beton niet langer als een onvolmaaktheid maar veeleer als een expressievorm.
In de voorbije jaren beleven we trouwens een revival van dit type architectuur. “Feit is dat het project met een enveloppe in ruw beton, zonder ornamenten, de bouwheer meteen wist te bekoren. Dat bleef zo, ook nadat we gewezen hadden op de veranderende aspecten van beton: het uiterlijk kon veranderen onder invloed van klimaat, licht enz.”
Een oplossing voor elk probleem
De link tussen dit architecturale project en het “Concrete Photobook” van Gabor Kasza blijft niet beperkt tot de verhouding tussen vorm en inhoud. In het geval van het “Concrete Photobook” was de uitvoering van een cassette in beton met een dikte van vier millimeter een technisch hoogstandje. Alle designers bij wie de fotograaf aanklopte voor dit werk, bedankten beleefd voor de uitdaging. Uiteindelijk moest hij het zélf oplossen... met een verbluffend resultaat.
Ook het architectenbureau kreeg af te rekenen met tal van afwijzingen: het project liet de gebruikelijke routines dan ook ver achter zich. “Wij hadden driehoekige prefabmuren nodig voor ondervanging van lasten. Vermits deze prefabmuren onbekleed zouden blijven, moesten ze zeer zorgvuldig afgewerkt zijn, hetgeen een bijzonder complexe verwerking eiste. We hebben bij diverse fabrikanten moeten aankloppen voor we iemand bereid vonden om mee in het avontuur te stappen.”
Daarmee was alles nog lang niet in kannen en kruiken. “Het is een lange en vermoeiende ontdekkingstocht geworden. We hebben heel veel tests moeten doen. Veel moeite doen en dan vaststellen dat het niet werkt; nadenken over andere fabricagemethodes en samenstellingen en dan hoopvol weer opnieuw beginnen!”
Toen de prefabmuren uiteindelijk gefabriceerd, geleverd en gemonteerd waren, wachtte een nieuwe uitdaging: de voegen. “Wij wilden voegen met een tint die zo nauwkeurig mogelijk aansloot bij die van cement – zodat de gevel een zo uniform mogelijk uitzicht kreeg – maar tegelijk met de vereiste elasticiteit om de bewegingen van het beton te volgen zonder te scheuren. De onderneming die de premuren had gerealiseerd, verkoos hiervoor te passen. We moesten dus opnieuw, met andere leveranciers een pak tests uitvoeren met diverse bindmiddelen voor afwerking.”
Uiteindelijk vonden de stukadoors die met de binnenafwerking bezig waren, de oplossing: zij gebruikten hiervoor Ardex B 12, een plamuur om beton bij te werken… “We hadden onze twijfels, maar na enkele gebruikstests bleek dat hun oplossing perfect was, zowel esthetisch als wat de gewenste elasticiteit betreft.”
Meer weten over dit project? Lees meer in het magazine Blik op beton (n30) van FEBELCEM.