Els Van Meerbeek (Carton123 architecten): “Een caretaker is cruciaal in gebouwen met verweven functies”

Tijdens de uitreiking van de Belgian Building Awards op BATIBOUW was er ook plaats voor een interessant panelgesprek rond het verweven van functies in gebouwen. Bertrand Lafontaine, hoofdredacteur van Architectura, dat het panelgesprek organiseerde, schotelde daarin Oana Bogdan van &bogdan, Joachim Declerck van Architecture Workroom Brussels en Els Van Meerbeek van Carton123 architecten enkele boeiende vragen voor. Het panel was het erover eens dat gebouwen met een zogenaamde mixed use-functie meer en meer een noodzaak en daarom de toekomst zijn. “Maar je moet de eindgebruiker ook meekrijgen in het verhaal”, vertelde Els Van Meerbeek onder meer. “Je hebt eigenlijk een soort van caretaker nodig die zorgt voor een degelijk beheer van het project.”

De drie panelleden waren natuurlijk niet zomaar gekozen. &bogdan en Carton123 architecten waren met respectievelijk NovaCity en Fabiola, beide in Anderlecht, bij de genomineerden voor een Belgian Building Award in de categorie Mixed Use – waarin Melopee van XDGA uiteindelijk met de prijs aan de haal ging. Architecture Workroom Brussels, dat dan weer de Pioneer Award in de wacht sleepte, is aanjager van de noodzakelijke transitie naar een solidaire, duurzame en circulaire leefomgeving en heeft dus ook wel iets zinnigs te vertellen over het verweven van functies.

“Bij het verweven van functies begint alles met een duidelijke visie”, stak Oana Bogdan van wal. “En die komt van de opdrachtgever. Het is een groot misverstand dat de architect veel in te brengen heeft op het vlak van functies in een gebouw. De prijzen hier vanavond zouden eigenlijk niet moeten worden uitgereikt aan de architecten.”

Dat laatste zei ze met een kwinkslag, maar haar stelling kreeg wel bijval van de andere panelleden. Els Van Meerbeek: “Had een bouwheer maar geen eindgebruiker in gedachten voor zijn project. Dan zou je als architect echt out of the box denken; welke gebruikersscenario’s zijn mogelijk en hoe kan ik die verweven? Wat wel heel belangrijk is in bouwprojecten die inzetten op mixed use, is dat je de eindgebruiker meekrijgt in het verhaal eens het project er staat. Je hebt immers een soort van caretaker nodig die zorgt voor zaken als het afsluiten en het onderhoud van de verschillende ruimtes. Dat beheer mag je niet laten afhangen van de verschillende gebruiksgroepen. Dat wordt soms een beetje vergeten en dan blijft het verweven van functies vooral bij goede bedoelingen.”


Nadenken over hoe een project zal leven

Of de panelleden het al dan niet verweven van functies hebben zien evolueren doorheen de tijd, wilde moderator Bertrand Lafontaine ook graag weten. “Er is vandaag gewoon een mathematische logica; we moeten op beperktere ruimte meer doen. Melopee is een prachtig voorbeeld van hoe dat kan gebeuren – en dus een terechte winnaar vanavond”, nam Joachim Declerck die vraag voor zijn rekening. “Dat vraagt om een heel andere manier van ontwerpen. De rol die wij daar met Architecture Workroom Brussels in te spelen hebben is helemaal niet het ontwerp tekenen, maar wel achterhalen wat de gemeenschappelijke visie is van de actoren die in het gebouw aan de slag gaan en hoe ze elk apart werken. Zo is een project al een vorm van samenwerking nog voor de eerste pennestreek voor het ontwerp gezet is. Vaak is het zo dat projecten met verweven functies fantastisch gefotografeerd worden nog voor ze in gebruik worden genomen, maar de maatschappelijke relevantie en de gebruikslogica is dan niet altijd zichtbaar. En die primeert wel. Architecten en opdrachtgevers moeten dus niet alleen een ontwerp creëren, maar ook nadenken over hoe het zal draaien, zal leven.”


Grootste gemene deler zoeken

Op de vraag of het verweven van functies geen complex gegeven is en of er veel obstakels bij komen kijken, met als grootste het matchen van de wensen van de opdrachtgever, de verschillende eigenaars en/of de gebruikers, antwoordde de panelleden unaniem negatief. Oana Bogdan: “Als je anders te werk gaat en zoals Joachim net beschreef niet enkel denkt  in termen van ruimte maar ook in termen van gebruik, zijn bouwprojecten met verweven functies niet noodzakelijk complexer dan traditionele bouwprojecten.”

“Je zoekt naar de grootste gemene deler”, vulde Els Van Meerbeek aan. “Als de ene gebruiker een bepaalde oppervlakte nodig heeft en de andere gebruiker een net iets grotere, dan gaan wij voor de net iets grotere oppervlakte, want de gewenste activiteiten van de eerste partij kunnen ook plaatsvinden in de grotere ruimte. Zonder dat de gebruikers het soms beseffen, laat je hun wensen toch ergens samenkomen. Zo creëer je ook ontmoetingen en daaruit ontstaan meestal mooie dingen.”


Ander opdrachtgeverschap

Zijn er voorbeelden van gebouwen met verweven functies van andere bureaus die de panelleden inspirerend vinden, wilde Bertrand Lafontaine ook weten. “Wij zoeken, en dat zeg ik met alle respect voor de andere genomineerde projecten in de categorie Mixed Use, vooral naar de logica die geboren wordt uit het project zelf”, is Oana Bogdan van mening. “We laten ons inspireren door de opdracht an sich. In Brussel en in veel andere steden is er weinig publieke grond beschikbaar, stedelijk patrimonium is voornamelijk geprivatiseerd. Daardoor worden publieke projecten heel strategisch gepland. Als er al een een lap grond vrijkomt, willen de de aanbestedende overheden er graag alles we ze nodig hebben op realiseren. De ideeën komen dus als het ware vanzelf. Het komt erop aan in dat aanbod – of soms overaanbod – aan verschillende functies de opportuniteiten te zien.”

“Wij zitten natuurlijk op een andere plek in het proces,” vulde Joachim Declerck aan, “maar wij werken heel hard dat wij in bouwtrajecten niet zozeer botsen op de complexiteit van de vraag – wat mijn collega-panelleden blijkbaar met plezier doen – maar vooral op het feit dat facilitaire diensten van zorginstellingen of onderwijsinstellen nog heel vaak denken: dit is binnen onderwijs wat we nodig hebben en dat is dus het programma van eisen. Terwijl er, ook buiten de stedelijke context, heel andere noden zijn en dus een heel andere ruimtelijke vragen. Een van de grote vragen voor de toekomst is dan ook: hoe kunnen we maken dat die nood aan het verweven van functies 'opstijgt' bij degenen die beslissen over bouwprojecten en de programma’s van eisen. Dat is een van de zaken waar wij ons hoofd vandaag over breken: hoe kunnen we er bij die zorginstellingen en culturele instellingen en hun besluitvormingsprocessen over programma’s en financiering dat meervoudig gebruik inkrijgen? Want dan gaan we pas een versnelling zien.”

“We zouden ruimte als een hulpbron moeten zien en die daarom moeten delen”, vond Oana Bogdan dan weer. “Maar opdrachtgevers overtuigen hun ruimte te delen, dat is niet gemakkelijk. Dat vergt een ander opdrachtgeverschap.”


Academische kennis benutten

“Merken jullie ook een verschil in context? Is het meervoudig gebruik van gebouwen urgenter in een stedelijke context dan in dorpen?”, luidde de laatste vraag voor het panel. “Ook al is er meer plaats voorhanden in dorpen, ook daar wordt er toch al nagedacht over het verweven van functies”, schetste Els Van Meerbeek. Wij hebben in niet-stedelijke gebieden bijvoorbeeld enkele scholen mogen ontwerpen waarin we de buitenschoolse kinderopvang al meteen mee mochten nemen in het ontwerp, terwijl zo’n BKO traditioneel pas later aan het programma wordt toegevoegd. Toegegeven, dat zijn programma’s die je relatief makkelijk kan vervlechten, maar toch, het leeft overal, ook universiteiten werken op het thema. In steden is er wel net iets sneller mee aan de slag gegaan en het is daar dat je de eerste pioniersprojecten zag.”

“Die universiteiten die Els aanhaalt, zijn een belangrijk punt”, kreeg Joachim Declerck het laatste woord. “Wij vinden het koppelen van academische kennis met de praktijkwereld heel belangrijk. Hoe schakel je de kennis die opgedaan wordt aan universiteiten, die vooruitblik die daar wordt opgedaan, met beleidsmakers en besluitvormers over financiën en projecten. Die schakelingen beschouwen we vaak niet als deel van de praktijk maar eigenlijk is dat er ook deel van. We moeten niet alleen maar kijken naar de pen van de architect, maar ook naar ander soort werk dat komt kijken bij een ontwerpproces. Een praktijkverbredend perspectief is noodzakelijk. Niets voor niets werken wij bij Architecture Workroom Brussels nauw samen met universiteiten en hebben we enkele academici in onze raad van bestuur.”

Deel dit artikel:
Onze partners