Energetische renovatie van hellende daken

De eerste maatregelen die een nieuwe eigenaar na de aankoop van een reeds bestaande woning zal treffen om zijn comfort te verbeteren en de leefruimte te vergroten, zijn de betrekking van de zolderruimten en de isolatie van het dak. Met de huidige energetische uitdagingen in het achterhoofd zal hij vaak ook de luchtdichtheid verbeteren en zonnepanelen installeren, stelt het WTCB

Alvorens met de werken aan te vangen, moet de aannemer zich de volgende vragen stellen:

  • kan de bestaande dakbedekking behouden worden? Verkeren de pannen of leien in goede staat? Is hun overlapping toereikend om de waterdichtheid van het dak te verzekeren?
  • beschikt het dak over een onderdak? Is het al geïsoleerd? Is de aanwezige isolatie zichtbaar? Is deze niet vochtig of verzakt?
  • zijn de te isoleren onderdelen makkelijk te bereiken of zijn er verschillende obstakels (timmerwerkelementen, kokers ...)?
  • kan het bestaande timmerwerk behouden worden? Volledig of slechts gedeeltelijk? Verkeren de structuurelementen in goede staat, zijn ze stabiel en is hun doorsnede groot genoeg?

 

Materialen en technieken

De warmtegeleidingscoëfficiënt (λ-waarde, uitgedrukt in W/m.K) is een van de belangrijkste keuzecriteria voor de isolatie: naarmate de λ-waarde lager is, zullen de thermische prestaties voor eenzelfde isolatiedikte beter zijn. 

Vervolgens moet men de plaatsingswijze van de isolatie bepalen:

  • isolatie door middel van stijve platen (kunststofschuim, cellenglas, houtvezel ...), boven of onder het timmerwerk, is vooral geschikt voor daken met een eenvoudige geometrie en een regelmatig, niet-vervormd timmerwerk
  • isolatie door middel van dekens (minerale of plantaardige wol ...) laat – gelet op haar grotere soepelheid – toe om de vorm van het timmerwerk te volgen
  • ingeblazen (cellulosevlokken, perliet ...) of gespoten isolatie (kunststofschuim) biedt het voordeel dat er geen versnijdingswerken nodig zijn en dat alle – zelfs de moeilijk bereikbare – hoekjes van het dakvlak opgevuld kunnen worden. Dit isolatietype zal dus toegepast moeten worden in dakschilden met een stijf of zeer strak gespannen onderdak en zal doorgaans gebruikt worden om de vloer van de zolderruimten te isoleren.

Het is ten stelligste afgeraden om te isoleren zonder een onderdak te voorzien (een ersatz-onderdak kan in deze context een tijdelijke oplossing bieden). Het onderdak oefent immers verschillende functies uit (bescherming van het gebouw tijdens de werken, opname van het eventuele condensatiewater onder de dakbedekking, wind- en stofdichtheid) die de isolatie beschermen en de prestaties ervan veiligstellen. Het onderdak moet – ongeacht of het opgebouwd is uit een membraan, panelen of platen – damp­open zijn (Sd ≤ 0,5 m). De oude, weinig dampdoorlatende onderdaken mogen slechts behouden worden wanneer de dakbedekking niet vervangen wordt. Hierbij dient echter bijzondere aandacht besteed te worden aan de keuze en de uitvoering van het dampscherm.

Aan de binnenzijde moet er steeds een ononderbroken lucht- en dampscherm geplaatst worden: zelfs wanneer het isolatiemateriaal op zich zeer dampdicht is (bv. PUR- of PIR-platen), mag men niet vergeten dat een groot deel van het waterdamptransport door convectie plaatsgrijpt via de lekken tussen de isolatie-elementen.

De plaatsing van het dampscherm dient te gebeuren volgens de regels van de kunst, dat wil zeggen zonder zichtbare lekken ter hoogte van de aansluitingen. Om de goede uitvoering ervan te controleren, strekt het tot aanbeveling om het gebouw – zeker wanneer het slecht geventileerd is en het binnenklimaat relatief vochtig is – te onderwerpen aan een pressurisatieproef met het oog op de opsporing en herstelling van de gebeurlijke lekken.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB. 

Deel dit artikel:
Onze partners