Energetische renovatie: WTCB overschouwt trends en innovaties

Het streven naar steeds ambitieuzere energieprestaties (bv. passiefstandaard, bijna-energieneutraal) maakt dat er specifieke renovatie-oplossingen gezocht moeten worden voor complexere uitdagingen zoals koudebruggen, ventilatie, luchtdichtheid, beperkte ruimte en erfgoed. WTCB gaat in dit artikel dieper in op een aantal recent ontwikkelde innovatieve renovatie-oplossingen en beschrijft een aantal trends waarbinnen nog tal van mogelijkheden liggen voor de Belgische bouwbedrijven. 

Het WTCB wil erop wijzen dat deze oplossingen louter ter inspiratie dienen voor de Belgische bouw- en renovatieprofessionals en dat het daarbij dus geen uitspraak doet over hun technische deugdelijkheid.

 

1. Superisolerende materialen

Superisolerende materialen hebben tot doel om de dikte van de isolatielaag te reduceren zonder de thermische prestaties ervan in het gedrang te brengen.

Een eerste voorbeeld van superisolerende materialen zijn de reeds gekende vacuümisolatiepanelen (VIP’s). Deze kunnen omwille van hun kostprijs en complexe installatie (risico op perforatie en onmogelijkheid om de panelen op maat te versnijden) echter slechts in bepaalde specifieke situaties aangewend worden.

Dit vacuümprincipe wordt eveneens toegepast in beglazingen (zieafbeelding 1): tussen twee glaslagen wordt een vacuüm gecreëerd waardoor de warmteweerstand aanzienlijk verhoogt. De atmosferische druk wordt opgevangen door afstandshouders tussen de glasplaten. In theorie zou deze vacuümbeglazing een warmtedoorgangscoëfficiënt (U-waarde) van 0,4 W/m².K moeten bereiken. In de praktijk neemt men echter slechts U-waarden vanaf 0,9 W/m².K waar. Hoewel drievoudige beglazingen dus betere thermische prestaties behalen, biedt de beperkte dikte van vacuümglas (6,5 mm, vergelijkbaar met enkel glas) tal van voordelen voor de renovatie van historische gebouwen.

Andere superisolerende materialen zijn de aërogels. Dit zijn nanoporeuze materialen (d.w.z. met extreem kleine poriën) die een warmtegeleidbaarheid (λ-waarde) tot 0,004 W/m.K kunnen bereiken (tegenover waarden tussen 0,023 en 0,045 W/m.K voor courante isolatiematerialen). Ze worden onder meer in isolatieplaten toegepast (λ tussen 0,014 en 0,019 W/m.K) en in de vorm van korrels aan pleisters en mortels toegevoegd. Doordat aërogels lichtdoorlatend zijn, kunnen ze ook in (semitransparante) beglazingen aangebracht worden.

 

2. Mechanische ventilatie

Ventilatiesystemen zijn door de relatief volumineuze luchtkanalen soms moeilijk in bestaande gebouwen in te werken. Om dit probleem te omzeilen, kan men een beroep doen op decentrale ventilatiesystemen met warmteterugwinning. Bij deze systemen wordt er in elke afzonderlijke ruimte lucht aan- en afgevoerd. De units kunnen in een raamkozijn of een muur ingebouwd worden. Doordat de toe- en afvoeropeningen zich zowel binnen als buiten relatief dicht bij elkaar bevinden, dienen ze zodanig ontworpen te worden dat recirculatie (toe- of afvoerlucht die meteen weer aangezogen wordt door de ventilator) vermeden wordt. Er dient ook bijzondere aandacht besteed te worden aan mogelijke geluidshinder (zie "Renovatie­oplossingen voor ventilatie").

Een tweede mogelijkheid is de toepassing van een systeem waarbij de ventilatiebuizen zichtbaar aan het plafond bevestigd worden (bv. in de bovenhoeken, zie afbeelding 2). Doordat de afwerking in het systeem geïntegreerd is, zijn er geen verdere werken nodig om de kanalen te verbergen. Teneinde drukverliezen te beperken, dienen onnodige omwegen en bochten vermeden te worden en moet het debiet afgestemd zijn op de beperkte diameter van de kanalen.

Een alternatieve oplossing die echter nog volop in ontwikkeling is, bestaat erin de ventilatiekanalen in de buiten­isolatie in te werken. Hiervoor kan men gebruikmaken van isolatieplaten waarin de ventilatiekanalen in een daartoe voorziene uitsparing geplaatst worden of van isolatieplaten waarin reeds voorgevormde kanalen aangebracht zijn (zie afbeelding 3). De ventilatiekanalen worden vervolgens via een muurdoorvoer of een aan de vensters voorziene aansluiting tot in de ruimte gebracht.

Gelet op het feit dat deze systemen een aantal belangrijke nadelen met zich meebrengen (bv. de lokale reductie van de isolatiedikte, het risico op condensatie in de kanalen doordat ze aan lagere temperaturen blootgesteld worden, drukverliezen door de gemiddeld langere kanaallengte, het risico op bevuiling tijdens de plaatsing), zullen ze enkel onder strikte voorwaarden toegepast kunnen worden.

 

Lees dit artikel verder op de website van het WTCB. 

Bron: WTCB
Deel dit artikel:
Onze partners