Voor de eigen woning van Barbara Oelbrandt won het Lokerse bureau BLAF in 2009 de Belgische Prijs voor Energie. BLAF bewees met deze woning dat passiefbouw niet langer een excuus hoeft te zijn voor een voorspelbare en muffe architectuur maar ook dat duurzaamheid niet enkel te maken heeft met energiezuinigheid en ook niet stopt bij de gevel.
Duurzaam bouwen begint bij het bepalen van de bouwplaats. De professionele en sociale netwerken van de opdrachtgever spelen een belangrijke rol in deze zoektocht: nabijheid van werk, scholen en ontspanningsmogelijkheden, goede fietsverbindingen en openbaar vervoer.
Doorbreking van vastgeroeste logica van verkavelingen
In dit geval was Asse, een gemeente met alle nodige voorzieningen in de Brusselse rand een goede locatie. Door het ontbreken van stedelijkheid kwam de opdrachtgever terecht op een vrij gebleven en met de tijd -op de straatzijde na- volledig ingesloten perceel in een verkaveling uit de jaren ’60. De stedenbouwkundige contouren van deze verkaveling, met vrijstaande en weinig compacte bebouwing en met inefficiënt grondgebruik staan in zekere zin lijnrecht tegenover de duurzame gedachte. Door al deze elementen werd het bouwen van een passiefhuis op deze locatie een bewuste en verantwoorde keuze. De woning negeert de vastgeroeste logica van de verkaveling door haar inplanting en relatie met de straat. De voortuin werd niet geprivatiseerd door middel van hagen, maar ingericht als een interactieve zone tussen de woning en de straat. Het verhard vlak dat aansluiting zoekt met het statuut van de straat en het voetpad kan met eenvoudige middelen zoals krijt en enkele speeltuigen worden ingericht als speelplaats voor de kinderen uit de buurt.
Hoogteverschil
Het bouwterrein voor dit project is hellend en ligt achteraan 2 meter hoger dan voor vooraan. De woning is opgebouwd uit een massieve onderbouw die half ingegraven ligt in het talud, en een bovenbouw in houtskelet. Om de zuidoriëntatie, tevens de straatzijde van het perceel, optimaal te kunnen inzetten in het passiefhuisconcept is de leefruimte van de woning op de eerste verdieping voorzien. Zo kan er in de bovenbouw veel glas toegepast worden met het oog op passieve warmtewinning, zonder aan privacy in te boeten. Bovendien sluiten de leefruimtes hierdoor aan op het niveau van de achtertuin.
EPDM en textiel als gevelbekledingHet passiefhuisconcept maakt het raumplan-principe heel toepasbaar, het weglaten van binnenmuren en het creëren van vides veroorzaakt geen comfortverlies. Om de dikte van de buitenwanden te beperken worden alternatieven gezocht voor de traditionele gevelsteen. Zo wordt EPDM rubber gebruikt als gevelbekleding voor de benedenverdieping. Voor de gevels van de bovenbouw werd een intelligente huid ontwikkeld, die bestaat uit een repetitieve blokkaderstructuur bekleed met uv-blokkerend glasvezeldoek. Waar nodig kan het doek openen en sluiten, en zo werken als zonwering voor de beglaasde geveldelen. Ter hoogte van de gesloten delen zorgt het doek voor de bescherming van de achtergelegen houtvezelplaten.
Dankzij dit gevelsysteem wordt aan alle bouwfysische eisen voldaan en krijgt de bovenbouw, in contrast met de massieve sokkel, een flexibel, transparant en open karakter. De woning werd volledig uitgevoerd volgens de passiefhuisprincipes. De opake delen hebben een U-waarde variërend van 0,15 tot 0,09 W/m2K, de transparante delen halen een U-waarde van 0,6 W/m2K. Elk raam is voorzien van screens om oververhitting tegen te gaan, beton en snelbouwsteen zorgen voor de thermische massa en uiteraard ging er ook veel aandacht naar de principes van compact en luchtdicht bouwen zonder koudebruggen.
Een combinatie van een bodem-vloeistof-warmtewisselaar, een balansventilatieunit met warmterecuperatie en een lucht/water-warmtepomp voor luchtverwarming en sanitair warm water staan in voor de klimatisatie en de energievoorziening van de woning.
Artikel A+ A+ wijdde in zijn novembernummer een uitgebreid artikel aan dit project. U kan het
hier lezen. In dat nummer worden trouwens alle winnaars belicht van de Belgiche Prijs voor Architectuur en Energie 2009.
Foto's: Stijn Bollaert