EPB-aanvaardbare plaatsing van vensters

Tegenwoordig dient men bij de bepaling van het K-peil en het E-peil van een gebouw ook de invloed van de bouwknopen in rekening te brengen. Dit artikel uit WTCB-Contact nr. 36 licht aan de hand van enkele praktische voorbeelden toe hoe de methode van de EPB-aanvaardbare bouwknoop een invloed uitoefent op de aansluiting van vensters op de ruwbouw.
Tegenwoordig dient men bij de bepaling van het K-peil en het E-peil van een gebouw ook de invloed van de bouwknopen in rekening te brengen. Dit artikel uit WTCB-Contact nr. 36 licht aan de hand van enkele praktische voorbeelden toe hoe de methode van de EPB-aanvaardbare bouwknoop een invloed uitoefent op de aansluiting van vensters op de ruwbouw.

De methoden om de invloed van 'bouwknopen' in rekening te brengen en de basisregels voor de EBP-aanvaardbare bouwknopen kan men terugvinden in het WTCB-Dossier nr. 2010/3.16. Bij de methode van de EPB-aanvaarde bouwknopen toont men aan dat de details zodanig ontworpen werden dat de continuïteit van de thermische-isolatielaag toereikend is. De invloed van deze bouwknopen op het globale thermische-isolatieniveau van het gebouw wordt forfaitair in rekening gebracht door middel van een kleine toeslag van 3 K-punten.
De isolatielaag van de gevel sluit rechtstreeks aan op het vaste raamkader.

Indien de isolatielaag van de gevel rechtstreeks aansluit op het vaste raamkader, is basisregel 1 voor vensters van toepassing. Basisregel 1 legt een minimumcontactlengte op tussen de gevel­isolatielaag en het vaste raamkader. Deze contactlengte bedraagt minstens:

dcontact ≥ ½ * min(d1,d2)

waarbij:

- dcontact: de minimumcontactlengte tussen de gevelisolatielaag en het vaste raamkader
- d1: de dikte van het vaste kader van het raamprofiel, gemeten loodrecht op het glasoppervlak
- d2: de dikte van de isolatielaag van de samenkomende scheidingsconstructie.


Bij raamprofielen met een thermische onderbreking wordt de algemene formulering van basisregel 1 niet toegepast, maar geldt enkel dat de isolatielaag rechtstreeks in contact moet staan met de thermische onderbreking en dit over de volledige breedte van de onderbreking.

We illustreren dit principe met een voorbeeld waarbij we de aansluiting van een houten venster op de ruwbouw beschouwen. De dikte van de gevelisolatielaag uit minerale wol (MW) bedraagt 100 mm. Deze gevel­isolatie sluit rechtstreeks aan op het houten raamkader van 68 mm dik.



Vensteraansluiting waarbij de isolatielaag van de gevel rechtstreeks aansluit op het vaste raamkader (Legende: 1.Pleister  2.Houten dagkant 3.Luchtdichtheidsmembraan 4.Isolatie (MW) 5.Houten venster 6.Gevelkit 7.Rugvulling)


Om te voldoen aan basisregel 1 dient de minimumcontactlengte dcontact tussen de gevel­isolatielaag en het raamkader minstens gelijk te zijn aan de 'kleinste' helft van de waarden voor de diktes d1 (dikte van het raamkader) en d2 (dikte van de gevelisolatielaag). De waarden d1/2 en d2/2 bedragen respectievelijk 34 mm en 50 mm. De minimumcontactlengte dcontact tussen de gevelisolatielaag en het raamkader moet dus minstens 34 mm bedragen. In dit voorbeeld bedraagt dcontact 47 mm wat groter is dan 34 mm. De vensteraansluiting is met andere woorden EPB-aanvaard.


Het vervolg van dit artikel kan je hier lezen.

Geen abonnee? Klik op deze link.


Tekst: E. Kinnaert, ir., projectleider, laboratorium Dak- en gevelelementen, WTCB
Deel dit artikel:
Onze partners