Het passief bouwen zit in de lift. De cvba Maaslands Huis vertrouwt de bouw van 5 sociale passiefwoningen in Dilsen-Stokkem toe aan het team van Arkana. Ontwerper van de 5 passiefwoningen is het bureau Equilibrium Architecten uit Maasmechelen. Voor de bouw van hun eerste 5 passiefwoningen koos Maaslands Huis, mede dankzij de ontwerpers, resoluut voor houtskeletbouw. De 5 woningen vormen één van de 3 pilootprojecten rond passiefhuizen in sociale huisvesting.
Maaslands Huis is actief in de sociale huursector in de gemeenten Maasmechelen, Lanaken en Dilsen-Stokkem (Lanklaar) en is erkend door de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen.
Onder impuls van voormalig minister van Huisvesting M. Keulen en huidig Minister F. Van den Bossche ontvangen deze projecten een subsidie om een deel van de meerkost tov klassieke woonconcepten op te vangen. Doel van het project is de toepasbaarheid van passiefwoningen in sociale woningbouw zowel naar effecten op constructie als bewoning te evalueren.
Deze passiefwoningen zullen volledig voldoen aan alle wettelijke regels. Zo moet de totale jaarlijkse energievraag van de woning beperkt blijven tot maximum Phpp 15 kWh/m²a verwarmde of gekoelde vloeroppervlakte (Koninklijk Besluit, Staatsblad, 30/12/2009). Hiermee scoort een passiefhuis tien keer beter op energiezuinigheid dan de huidige gemiddelde woning.
Wanneer u een passiefwoning wenst, moeten alle parameters van de woning hierop afgestemd zijn:
1. Het juiste bouwperceel De bouw van een passiefhuis begint bij het zoeken naar een geschikt bouwperceel. De oriëntatie naar het zuiden, bomen of andere hogere obstakels in de onmiddellijke omgeving, … Deze elementen spelen allemaal mee om voluit de winterzon te gebruiken als passieve energiebron en overmatige zonnestralen in de zomer buiten te houden.
2. Een aangepaste architectuur Een passiefhuis vraagt een compact ontwerp. De verhouding tussen de te verwarmen vloeroppervlakte en de buitenschil – dak en muren – moet correct zijn. Ook de plaatsing en oriëntering van de ramen, eventuele zonnescreens, … stelt specifieke eisen aan de architectuur.
3. Dampopen buitenmuren In de woning bevat de lucht meer vocht dan buiten. In het bijzonder tijdens de winter. Om tot een gezond binnenklimaat te komen, gaan we deze waterdamp zo snel mogelijk afvoeren, enerzijds door een gecontroleerde balansventilatie, anderzijds door een dampopen wandopbouw. De opbouw van de buitenwand is winddicht en luchtdicht, maar er zal toch waterdamp door kunnen migreren. Dampopen bouwen geeft zoveel meer wooncomfort en woonkwaliteit, omdat het leefklimaat in het gebouw optimaal is. In plaats van de volledig geïsoleerde, dichte constructie (plastieken regenjas), is een dampopen gebouw natuurlijk ademend (Gore-Tex) met een natuurlijke vocht- en temperatuurhuishouding.
4. Isoleren, isoleren en nog eens isoleren In een passiefhuis ontsnapt er bijna geen warmte aan de woning. Dit vraagt een verregaande en perfect geplaatste isolatie van de buitenmuren en het dak. De isolatiediktes van de buitenmuren lopen bij een passiefhuis op tot meer dan 30 centimeter, het dak krijgt isolatie van minimaal 40 centimeter.
Een houtskeletbouw is als het ware gemaakt om te isoleren. In tegenstelling tot een bakstenen woning waar de isolatie in de spouwmuur moet, leidt isoleren in een houtskeletbouw niet tot overmatig veel ruimteverlies: het kan eenvoudig in de houtconstructie. Bovendien heeft hout op zich al isolerend eigenschappen.
5. Doorgedreven luchtdichting Een passiefhuis moet voldoen aan strenge eisen op het vlak van luchtdichtheid. Bij een drukverschil van 50 pascal – te vergelijken met sterke wind – mogen er slechts 0,6 luchtwisselingen per uur plaatsvinden. Ter vergelijking: in een ‘gemiddelde’ woning vinden er per uur maar liefst 12 luchtwisselingen plaats volgens de default waarde in het EPB berekeningspakket. Dit aantal geeft aan hoeveel keer op één uur tijd alle ‘warme’ binnenlucht vervangen wordt door ‘koude’ buitenlucht.
6. Gecontroleerd ventileren Een volledig geïsoleerd en luchtdicht passiefhuis heeft een systeem nodig voor gecontroleerde ventilatie. Bij gebruik van ventilatiesystemen van type D (gecontroleerde balansventilatie met warmtewisselaar) passeert de lucht die wordt afgezogen langs een warmtewisselaar en brengt zo z’n warmte over op de koudere lucht die van buiten wordt aangezogen. De woning wordt zo geventileerd zonder veel energieverlies.
Dit ventilatiesysteem wordt uitgebreid met een aardwarmte- of bodemwarmtewisselaar. De koude binnenlucht die naar binnen wordt gezogen gaat daarbij eerst door een ondergronds buizensysteem. Op een diepte van ongeveer twee meter heeft de ondergrond - zowel in de winter als de zomer - een stabiele positieve temperatuur van 7 à 8 graden. Vooraleer het huis binnen te komen en zich verder op te warmen aan de uitgaande lucht, stijgt de temperatuur van de verse lucht dankzij de warmte in de bodem. Nog belangrijker: in de zomer werkt het systeem omgekeerd. De warme lucht koelt af tot 7 à 8 graden vooraleer de woning binnen te komen. Dit resulteert in een gezond en aangenaam binnenklimaat.
7. Enkel gecertificeerd buitenschrijnwerk Bij een passiefhuis krijgt het buitenschrijnwerk nog meer aandacht dan bij een lage energiewoning. Enkel gecertificeerde profielen garanderen een voldoende hoge isolatiewaarde. Deze profielen bevatten in elk geval driedubbel glas en zijn dikker dan traditioneel buitenschrijnwerk.
Om tijdens de winter optimaal te profiteren van de zonnestralen, krijgen verschillende ramen – afhankelijk van de oriëntatie - ook verschillende soorten glas. Elk soort glas heeft een eigen G-waarde. Deze waarde – de zonnetoetredingswaarde - geeft weer in welke mate het glas de zonnestralen doorlaat.
8. Aanvullende verwarmingstechnieken Door de uiterst beperkte warmteverliezen in een passiefhuis, is er geen uitgebouwd verwarmingssysteem meer nodig. Niet elke kamer behoeft nog vloerverwarming of radiatoren om permanent aangename temperaturen te bereiken.
Soms vraagt een passiefhuis bijkomende beperkte verwarmingstechnieken om ook bij zeer lage buitentemperaturen een hoge comfortnorm te garanderen. Een warmtepomp behoort daarbij tot de mogelijkheden, maar ook een elektrische verwarming met een laag vermogen, een pelletkachel of een gasverwarming. Bij deze berekeningen moet men ook rekening houden met het ‘verwarmende vermogen’ van huishoudtoestellen en zelfs de bewoners.