Christian Kieckens (1951-2020) is niet meer. De architect-pur-sang verliet plots het ondermaanse maar zijn ziel mag nog lang rondwaren. Ziel van bezield, van hart en ziel, van moederziel. Kieckens stond voor stil en bedeesd, voor rustig en eenzatig, tot hij zijn schijnbare lijdzaamheid verloor wanneer hij zich weer eens in de tang genomen voelde door onredelijke bouwheren en bloeddorstige confraters.
Met Christian verdwijnt de eerste architect van de briljante Sint-Lucas-generatie van 1974, van een eminent vijftal, dat samen zong zoals het uniek gebekt was en is: Paul Robbrecht, Hilde Daem, Marie-José Van Hee, Marc Dubois en Christian Kieckens. Alle vijf liepen hun eigen weg maar zochten vaak hetzelfde kruispunt om met een vastberaden bescheidenheid de wereld aan hun bestaan te herinneren.
Met Christian verdwijnt de eerste architect van de briljante Sint-Lucas-generatie van 1974: Paul Robbrecht, Hilde Daem, Marie-José Van Hee, Marc Dubois en Christian Kieckens.
Christian was een architecturale uomo universalis, die veel gewerkt heeft aan wat hijzelf van-XS-tot-XL-projecten noemde. Hij tekende, schreef en fotografeerde, hij excelleerde als vormgever-scenograaf in alle betekenissen en dimensies, hij deelde als docent op vele plaatsen zijn queeste naar poëtische banaliteit. En hij verdient als bezieler van Stichting Architectuurmuseum (1983-1992), samen met anderen, alle credits voor het pionierswerk om jonge architectuur, goede architectuur bien entendu, met tentoonstellingen, debatten, publicaties en reizen als een blijde boodschap te verspreiden. Weeral in stilte maar met zijn ziel op zijn tong.
Christian was een architecturale uomo universalis.
Hij vond het zijn missie om belang te hechten aan “de juistheid van de dingen, de uitwerking van details, het nadenken over verhoudingen en de exactheid van materiaalkeuzes”. De juistheid van de dingen … Laat dit de samenvatting van zijn erfenis blijven.
Christian Kieckens mag nooit echt ter ziele gaan. Dat zijn we hem verschuldigd.