Het gebruik van dunne voegen in gevelmetselwerk uit baksteen wint de laatste jaren aan populariteit en dit, zowel bij bakstenen met strakke vormen als bij minder regelmatige bakstenen. Om het beoogde eindresultaat te bekomen, moeten de gebruikte materialen goed op elkaar afgestemd worden en dienen er duidelijke afspraken gemaakt te worden over het gewenste uitzicht, stelt het WTCB.
Keuze van de mortel en de bakstenen
De keuze van de mortel wordt mede bepaald door de gewenste voegdikte (zie de WTCB-Dossiers 2011/2.3). Deze voegdikte moet aan de voorschriften van de mortelfabrikant voldoen en moet groot genoeg zijn om de fabricage- en plaatsingstoleranties van de bakstenen op te kunnen nemen. De producent van de bakstenen moet in zijn technische fiche de maatspreidingsklasse (R1, R1+, R2, R2+ of Rm) declareren, behalve voor bijzondere gevallen, zoals onregelmatige of niet-rechthoekige metselstenen (zie de WTCB-Dossiers 2014/4.4).
In de praktijk zal vooral de maatspreiding van een lot bakstenen (Ri) een invloed hebben op de variaties in de voegdikte van een gevel. Zo geeft tabel A de maattoleranties voor bakstenen met gedeclareerde afmetingen 190/90/50 mm en dit, voor verschillende maatspreidingsklassen.
Keuze van het metselverband
Bij de standaard moduleformaten komt de som van tweemaal de kop en een voeg van ongeveer 12 mm overeen met de strek van de steen. Bij gelijmd metselwerk met smalle voegen is deze verhouding echter verschillend. Bijgevolg zal een volwaardig halfsteensverband in een gelijmde uitvoering extra zaagwerk vereisen. Daarom brengen sommige fabrikanten aangepaste baksteenformaten op de markt voor uitvoering met dunne voegen. Verder is het belangrijk dat men de voegdikte aanpast om de afwijkingen in de afmetingen van de bakstenen op te nemen. Soms stelt men bijvoorbeeld vast dat de stootvoegdikte constant gehouden wordt door een kunststof plaatje te gebruiken om de dikte te bepalen. Hierdoor zal de afwijking op de lengte van de stenen echter onvermijdelijk resulteren in mogelijks aanzienlijke afwijkingen in de uitlijning van de stootvoegen.
[...]