Het Grondwettelijk Hof vernietigt twee voorwaarden die het sinds kort moeilijk maakten om omgevingsvergunningen aan te vechten bij de rechtbank. Een coalitie van elf natuur- en milieuorganisaties, gesteund door 25.000 handtekeningen, eiste de vernietiging van deze struikelblokken omdat het volgens hen de natuur monddood maakte. “Vandaag zegevierde de redelijkheid,” aldus de organisaties die aan de alarmbel trokken.
De ‘relativiteitseis’ bepaalde dat burgers hun persoonlijk belang moesten aantonen bij elk juridisch middel dat ze aandroegen, denk bijvoorbeeld aan de bescherming van bedreigde soorten of de problematiek rond stikstof. Voor een milieuvereniging is dat niet zo problematisch, het staat als doel in hun statuten, maar voor burgers is dat behoorlijk lastig: welk persoonlijk belang heeft een individu bijvoorbeeld bij het correct naleven van de beschermingsregels voor orchideeën of weidevogels? Zulke vragen alleen al leidden tot oeverloze discussies in de rechtbank. Het gevaar dreigde dat burgers nog moeilijk voor algemene, maatschappelijke belangen zouden kunnen opkomen.
De ‘attentieplicht’ kwam er op neer dat burgers de eerste kans in een procedure moesten benutten om een juridisch probleem aan te kaarten, bijvoorbeeld bij een openbaar onderzoek of een beroep. Anders was het onherroepelijk te laat en kon je er nadien ook geen punt meer van maken bij de rechter. “In de praktijk kwam dat erop neer dat je haast onmiddellijk een advocaat moest inschakelen, ook al in de fase van het openbaar onderzoek” stelt Erik Grietens van Bond Beter Leefmilieu. Dit leidde volgens Grietens tot klassenjustitie: toegang tot de rechter was vooral voor wie het zich financieel kon veroorloven.
“Terwijl de decreetgever deze voorwaarden in het leven riep om procedures te versnellen, blijkt het in de praktijk de procedures enkel maar te verlengen”, voegt Frederik Mollen van Natuurpunt hieraan toe. Alvorens de debatten in de rechtbank gingen over de inhoud van de zaak, werd er ellenlang gedebatteerd of burgers überhaupt wel het recht hadden om bepaalde middelen aan te wenden om een vermeend onwettige vergunning in vraag te stellen. “Het Hof maakt nu komaf met deze oeverloze en tijdrovende debatten waar enkel advocaten beter van werden”, concludeert Mollen. De coalitie van natuur- en milieuverenigingen roept de decreetgever dan ook op om inspraak, participatie en toegang tot de rechter voortaan serieus te nemen in plaats van te ondergraven.
De coalitie van natuur- en milieuorganisaties wijst er ook op dat van de 80.000 omgevingsvergunningen die jaarlijks in Vlaanderen worden afgeleverd, amper één procent wordt aangevochten bij de rechter. In meer dan de helft van die gevallen oordeelt de rechter dat de vergunning duidelijk onwettig is en had de burger dus degelijk een punt. Al erkennen de organisaties dat ook inhoudelijk goede dossiers zoals sociale huisvesting of kernversterking soms over te complexe regels struikelen. “Maar dat los je niet op door burgers de toegang tot de rechter op algemene wijze te beletten. Dat doe je door betere regels, en door kwalitatief betere vergunningen af te leveren.”