Pal in het centrum van Elsene kunnen architectuurliefhebbers en toevallige passanten zich sinds kort vergapen aan het nieuwe Jobhuis, een passiefvolume dat een aantal gemeentediensten en bureaus van Actiris huisvest. Achter de fraaie gevel met verticale houtbekleding schuilt een functioneel gebouw met een gesofisticeerde energiehuishouding. Zo werden in de plafonds PCM-platen geïntegreerd om de interne temperatuurschommelingen af te zwakken, vooralsnog een unicum in België.
Jobhuizen zijn in het leven geroepen om werkzoekenden beter te begeleiden bij hun handel en wandel op de arbeidsmarkt. Bij dit proces zijn uiteraard verschillende diensten betrokken, die in Elsene sinds kort gecentraliseerd zijn in een nieuw kantoorgebouw. De gemeente wees de opdracht voor het ontwerp, de bouw en de financiering van het complex toe aan Democo, dat een bouwteam vormde met architectenbureau A2M, studiebureau technieken Crea-Tec en studiebureau stabiliteit Stubeco. “We fungeerden niet louter als aannemer”, legt Steven De Cock, projectleider bij Democo, uit. “De aanbesteding was zo opgebouwd dat Democo de overname van het perceel (via opstalrecht) en de realisatie van het gebouw moest financieren. Tijdens de werken waren we met andere woorden ook bouwheer. Het ging dus een stuk verder dan Design & Build.”
Voorbeeldgebouw
Het gebouw heeft een footprint van 728 m² en beschikt over 2.452 m² nuttige oppervlakte, verdeeld over een ondergronds niveau, een gelijkvloers niveau en drie verdiepingen. De basisstructuur is opgebouwd uit predallen en silicaatsteenwanden. De voorgevel en een van de binnengevels zijn integraal bekleed met massieve houten balken die een zekere verticaliteit oproepen. De andere façades zijn dan weer afgewerkt met witte buitenbepleistering, wat resulteert in een interessant visueel contrast. De verschillende dakoppervlakken zijn ingericht als groendak.
Al tijdens de ontwerpfase bestempelde het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BIM) dit project als Voorbeeldgebouw, een erkenning die veel te maken heeft met het vooruitstrevend energetisch concept. Het gebouw voldoet immers ruimschoots aan de passiefnormen, onder meer dankzij een doorgedreven isolatie en luchtdichtheid. “Om het geheel passief te maken, hebben we de luchtdichtheid van het gebouw geoptimaliseerd via verschillende toepassingen”, vertelt Steven De Cock. “Zo zijn alle schachten en andere niet-zichtbare elementen bepleisterd. Voorts hebben we overschilderbare, luchtdichte coating gebruikt om de aansluitingen tussen muren, vloeren, ramen en/of plafonds zorgvuldig af te dichten.”
PCM-platen
Een ander cruciaal aspect binnen het energetisch concept is het samenspel tussen verschillende technieken. Zonnepanelen op het dak leveren hernieuwbare stroom, terwijl een luchtgroep met warmtewisselaars energiezuinige ventilatie garandeert en de binnentemperatuur op peil houdt. Een geavanceerd gebouwbeheersysteem stuurt onder meer de zonwering, de gemotoriseerde ramen en de dimbare verlichting aan en registreert het energieverbruik. “Zo kunnen eventuele verliezen op termijn opgespoord worden en kan men het technisch concept indien gewenst nog optimaliseren. Het was een behoorlijk grote uitdaging om alles op elkaar af te stemmen”, aldus De Cock.
In functie van het thermisch comfort kwam het bouwteam op de proppen met een uniek systeem: de integratie van PCM-platen in de plafonds, waarbij ‘PCM’ staat voor ‘phase change materials’. Deze hebben een dikte van ongeveer 5 mm en zijn voor 60 % gevuld met paraffine. Het materiaal in de capsules smelt als de temperatuur hoger ligt dan 24 graden. Hierbij onttrekt het warmte aan de omgeving. Bij het afkoelen van het gebouw (’s avonds en ‘s nachts) stolt het materiaal en geeft het de opgeslagen warmte opnieuw vrij. Deze wordt vervolgens afgevoerd door middel van natuurlijke ventilatie. “Via de toepassing van de PCM-platen hebben we de inertie van het gebouw enorm kunnen verhogen, zodat de temperatuurschommelingen veel minder groot zullen zijn, oververhitting vermeden wordt en actieve koeling niet nodig is”, verduidelijkt De Cock. “Het plaatsen ervan was echter een behoorlijk delicate aangelegenheid. We moesten er gezien het risico op lekken en vlekken voorzichtig mee omspringen – zaagsneden of doorboringen dienden we telkens minutieus af te tapen. Dit droeg echter bij tot het bijzondere karakter van dit project, net als de beperkte beschikbare ruimte op de werf. Dankzij een haarfijne logistieke organisatie en een prima samenwerking met de andere partijen binnen het bouwteam hebben we dit huzarenstukje tot een goed einde kunnen brengen.”